5 april 2003. Een worsteling was
het. Steen voor steen. Ik ging nog in een vlot tempo over de
eerste lange kasseienstrook bij Lede, maar op de kasseien
van Mater - ongeveer op de helft van de koers - ging het
even helemaal mis. De kilometerteller liep terug naar een
bedenkelijk niveau. Ik moest elke steen in een persoonlijk
gevecht overwinnen. Tot uiteindelijk na een kilometer of
drie het asfalt een einde maakte aan de martelgang. "Het was
zwaar", zei Peter van Petegem een dag later nadat hij de
87ste Ronde van Vlaanderen had gewonnen. Ik had dat een dag
eerder al ondervonden, toen ik op 5 april als
'wielertoerist' dezelfde route mocht rijden; 255 kilometer,
met negentien venijnige hellingen, ongeveer dertig kilometer
kasseien en een koude, harde wind.
Paolo Bettini
was nog zo naïef om op 5 april te willen trainen voor de
Ronde van Vlaanderen die hij een dag later zou trainen. Het
lukte hem nog wel om de Oude Kwaremont en de Koppenberg te
beklimmen, maar op de Paterberg liep hij vast op de
'wielertoeristen', zoals de Vlamingen de toerfietsers
noemen. Maar liefst 12.000 mensen deden 5 april mee aan de
toerversie van de Ronde van Vlaanderen. Enkele van hen kozen
voor de route van 75 kilometer, het merendeel voor de route
van 140 kilometer, maar ongeveer 2500 'diehards' fietsten
exact hetzelfde parcours als de profs. Onder wie minimaal
zeven leden van 'Le Champion'. Voor een deel ervaren rotten
- Koos Woestenburg, Gerrit van Loo en Andrea van Loo - voor
een ander deel mensen die de Ronde voor het eerst deden -
Kees Baars, Frank Duivenvoorden en Martin Gerritsen. De
zevende - Hans Tesselaar - had de Ronde een jaar eerder
gereden, maar moest op de 'Muur van Geraardsbergen' opgeven
omdat zijn frame daar in tweeën was gebroken. Het
illustreert wat een fiets te lijden heeft, want De Ronde van
Vlaanderen is niet alleen zwaar voor de rijders, maar ook
voor het materiaal. De fietsen hobbelen op de kasseien alle
kanten op. Zwakke frames gaan er resoluut aan, te zachte
banden gaan onherroepelijk lek.
De middag voor de start ontmoetten de zeven elkaar en
Adelheid Woestenburg in Brugge. Adelheid was misschien wel
de verstandigste door te kiezen voor een gezellig dagje
Brugge in plaats van zich af te beulen op de fiets.
Bovendien zorgde ze ervoor dat de auto en bagage in Ninove
kwamen, het eindpunt van 'De Ronde', zoals de Vlamingen de
Ronde van Vlaanderen kortweg noemen.
Onder het eten werden de tips uitgewisseld. De ketting op
het grote blad leggen en doorstampen, zo moet je de kasseien
aanvallen. Niet gaan staan, maar druk op het achterwiel
houden. Anders hobbel je alle kanten op.
Fenomeen
De volgende
ochtend startten we om 7.00 uur van het podium op de Grote
Markt van Brugge. Temidden van Denen, Italianen, Duitsers,
Fransen, Britten en natuurlijk Vlamingen. Het werd al snel
duidelijk dat 'De Ronde' een fenomeen in Vlaanderen is. We
wisten al dat zelfs de versie voor wielertoeristen die
middag een half uur live op televisie zou komen, maar dat er
om zeven uur 's ochtends al wat toeschouwers langs de route
zouden staan… Verder stonden bij vrijwel alle kruispunten
'gemachtigd signaleerders', zoals op hun gele hesje stond.
Zij gaven de fietsers in vrijwel alle gevallen voorrang op
auto's. Bij Aalter moesten zelfs de auto's op de snelweg
voor 'De Ronde' wijken. De officiële route voert daar over
een stuk snelweg en daarom kregen ook de 'wielertoeristen'
een rijstrook.
Het aantal toeschouwers nam in de Vlaamse Ardennen verder
toe. De terrassen zaten vol en op de bergen stonden ze soms
rijen dik. Op de Paterberg was ik gedwongen af te stappen
omdat een van de vele volgauto's voor me plotseling remde.
Een toeschouwers schoot me te hulp. "Zal ik u even
aansteken?" En voor ik antwoord kon geven, had hij me al
weer op weg geduwd.
Overleven
De ronde was
zwaar. Klimmetjes tot een percentage van 22 procent zijn al
moeilijk te nemen en dan liggen er in Vlaanderen ook nog
eens kasseien op. Staand klimmen was daarom zo goed als
onmogelijk, want de fiets klotste alle kanten op. 'Dit is
geen klimmen', zei Kees. 'Het is overleven. Je hebt geen
keuze.' En als je eindelijk boven was, kon je niet altijd
van de afdaling profiteren. De wind woei zo hard, dat we in
sommige gevallen niet eens de 45 kilometer per uur haalden.
Het begon allemaal nog voorzichtig met de beklimming van de
Nokerberg. Een korte kasseienklim van slechts 5,7 procent.
Die was goed te doen, zeker omdat je het laatste stukje de
kasseien kon mijden door in de goot te rijden. Dat was al
niet meer mogelijk bij de kasseienklim de Molenberg. Ook die
was kort, maar met een gemiddeld stijgingspercentage van 9,8
procent al wat lastiger. De kasseien lagen er op de eerste
lange strook bij Lede er maar slecht bij. Althans, dat vond
ik. 'Dit valt nog wel mee', wist Hans te melden. En dat
bleek te kloppen.
Na de stempelpost van Oudenaarde werd het pas echt zwaar. De
hellingen volgden elkaar in rap tempo op. Dat begon met de
kasseienklim van de Oude Kwaremont die weliswaar een
gemiddeld stijgingspercentage van 4,2 procent kent maar wel
meer dan twee kilometer langs is. De Paterberg (12,5 procent
gemiddeld, 20 procent maximaal) en de Koppenberg (11,6
procent gemiddeld, 22 procent maximaal) waren echte
scherprechters, waar de profs het een dag later ook
duidelijk moeilijk mee hadden. 'Hebben ze hier geen gewone
klimmetjes', riep Frank na de zoveelste kasseienklim uit.
Hij werd op zijn wenken bediend. Er volgden wat
asfaltklimmetjes die weliswaar steil waren, maar een
verademing na al het gestuiter op de kasseien. Totdat
uiteindelijk vijftien kilometer voor het einde de 'Muur van
Geraardsbergen' opdoemde. Het eerste deel daarvan gaat met
ongeveer 20 procent omhoog, maar is redelijk te doen omdat
de Abdijstraat is geasfalteerd. De klim wordt pas zwaar als
deze de Kapelmuur opdraait. Dat deel gaat gemiddeld met 8
procent omhoog, maar kent halverwege en aan het eind een
steil stuk. Bovendien lijken de kasseien er soms lukraak
neergelegd.
Nog beroerder
Hans greep
boven bij de kapel vrijwel direct naar zijn telefoon om het
thuisfront te melden dat hij boven op 'De Muur' stond. En
ditmaal met een fiets uit één stuk.
De laatste vijftien kilometer waren daarna een 'eitje'.
Alleen de Bosberg zorgde voor nog wat oponthoud, maar we
draaiden onze hand niet meer om voor een korte kasseienklim
van 8 procent. Natuurlijk zat iedereen kort of wat langer
kapot. De voldoening was dan ook groot toen we na tien uur
fietsen de meet in Meerbeke bereikten. Het was zwaar. Op dat
punt waren we het in elk geval met Peter van Petegem eens.
"Ach", zei Frank, "De kasseien van 'Parijs - Roubaix' zijn
nog groter en liggen er nog beroerder bij." |