wielerklassieker verslag
Ronde van Vlaanderen, 255 kilometer |  Martin Gerritsen |
Zal ik u even aansteken |  publ. 27 dec 2005  |
 

5 april 2003. Een worsteling was het. Steen voor steen. Ik ging nog in een vlot tempo over de eerste lange kasseienstrook bij Lede, maar op de kasseien van Mater - ongeveer op de helft van de koers - ging het even helemaal mis. De kilometerteller liep terug naar een bedenkelijk niveau. Ik moest elke steen in een persoonlijk gevecht overwinnen. Tot uiteindelijk na een kilometer of drie het asfalt een einde maakte aan de martelgang. "Het was zwaar", zei Peter van Petegem een dag later nadat hij de 87ste Ronde van Vlaanderen had gewonnen. Ik had dat een dag eerder al ondervonden, toen ik op 5 april als 'wielertoerist' dezelfde route mocht rijden; 255 kilometer, met negentien venijnige hellingen, ongeveer dertig kilometer kasseien en een koude, harde wind.
 

Paolo Bettini was nog zo naïef om op 5 april te willen trainen voor de Ronde van Vlaanderen die hij een dag later zou trainen. Het lukte hem nog wel om de Oude Kwaremont en de Koppenberg te beklimmen, maar op de Paterberg liep hij vast op de 'wielertoeristen', zoals de Vlamingen de toerfietsers noemen. Maar liefst 12.000 mensen deden 5 april mee aan de toerversie van de Ronde van Vlaanderen. Enkele van hen kozen voor de route van 75 kilometer, het merendeel voor de route van 140 kilometer, maar ongeveer 2500 'diehards' fietsten exact hetzelfde parcours als de profs. Onder wie minimaal zeven leden van 'Le Champion'. Voor een deel ervaren rotten - Koos Woestenburg, Gerrit van Loo en Andrea van Loo - voor een ander deel mensen die de Ronde voor het eerst deden - Kees Baars, Frank Duivenvoorden en Martin Gerritsen. De zevende - Hans Tesselaar - had de Ronde een jaar eerder gereden, maar moest op de 'Muur van Geraardsbergen' opgeven omdat zijn frame daar in tweeën was gebroken. Het illustreert wat een fiets te lijden heeft, want De Ronde van Vlaanderen is niet alleen zwaar voor de rijders, maar ook voor het materiaal. De fietsen hobbelen op de kasseien alle kanten op. Zwakke frames gaan er resoluut aan, te zachte banden gaan onherroepelijk lek.

De middag voor de start ontmoetten de zeven elkaar en Adelheid Woestenburg in Brugge. Adelheid was misschien wel de verstandigste door te kiezen voor een gezellig dagje Brugge in plaats van zich af te beulen op de fiets. Bovendien zorgde ze ervoor dat de auto en bagage in Ninove kwamen, het eindpunt van 'De Ronde', zoals de Vlamingen de Ronde van Vlaanderen kortweg noemen.

Onder het eten werden de tips uitgewisseld. De ketting op het grote blad leggen en doorstampen, zo moet je de kasseien aanvallen. Niet gaan staan, maar druk op het achterwiel houden. Anders hobbel je alle kanten op.

Fenomeen

De volgende ochtend startten we om 7.00 uur van het podium op de Grote Markt van Brugge. Temidden van Denen, Italianen, Duitsers, Fransen, Britten en natuurlijk Vlamingen. Het werd al snel duidelijk dat 'De Ronde' een fenomeen in Vlaanderen is. We wisten al dat zelfs de versie voor wielertoeristen die middag een half uur live op televisie zou komen, maar dat er om zeven uur 's ochtends al wat toeschouwers langs de route zouden staan… Verder stonden bij vrijwel alle kruispunten 'gemachtigd signaleerders', zoals op hun gele hesje stond. Zij gaven de fietsers in vrijwel alle gevallen voorrang op auto's. Bij Aalter moesten zelfs de auto's op de snelweg voor 'De Ronde' wijken. De officiële route voert daar over een stuk snelweg en daarom kregen ook de 'wielertoeristen' een rijstrook.

Het aantal toeschouwers nam in de Vlaamse Ardennen verder toe. De terrassen zaten vol en op de bergen stonden ze soms rijen dik. Op de Paterberg was ik gedwongen af te stappen omdat een van de vele volgauto's voor me plotseling remde. Een toeschouwers schoot me te hulp. "Zal ik u even aansteken?" En voor ik antwoord kon geven, had hij me al weer op weg geduwd.

Overleven

De ronde was zwaar. Klimmetjes tot een percentage van 22 procent zijn al moeilijk te nemen en dan liggen er in Vlaanderen ook nog eens kasseien op. Staand klimmen was daarom zo goed als onmogelijk, want de fiets klotste alle kanten op. 'Dit is geen klimmen', zei Kees. 'Het is overleven. Je hebt geen keuze.' En als je eindelijk boven was, kon je niet altijd van de afdaling profiteren. De wind woei zo hard, dat we in sommige gevallen niet eens de 45 kilometer per uur haalden.

Het begon allemaal nog voorzichtig met de beklimming van de Nokerberg. Een korte kasseienklim van slechts 5,7 procent. Die was goed te doen, zeker omdat je het laatste stukje de kasseien kon mijden door in de goot te rijden. Dat was al niet meer mogelijk bij de kasseienklim de Molenberg. Ook die was kort, maar met een gemiddeld stijgingspercentage van 9,8 procent al wat lastiger. De kasseien lagen er op de eerste lange strook bij Lede er maar slecht bij. Althans, dat vond ik. 'Dit valt nog wel mee', wist Hans te melden. En dat bleek te kloppen.

Na de stempelpost van Oudenaarde werd het pas echt zwaar. De hellingen volgden elkaar in rap tempo op. Dat begon met de kasseienklim van de Oude Kwaremont die weliswaar een gemiddeld stijgingspercentage van 4,2 procent kent maar wel meer dan twee kilometer langs is. De Paterberg (12,5 procent gemiddeld, 20 procent maximaal) en de Koppenberg (11,6 procent gemiddeld, 22 procent maximaal) waren echte scherprechters, waar de profs het een dag later ook duidelijk moeilijk mee hadden. 'Hebben ze hier geen gewone klimmetjes', riep Frank na de zoveelste kasseienklim uit.

Hij werd op zijn wenken bediend. Er volgden wat asfaltklimmetjes die weliswaar steil waren, maar een verademing na al het gestuiter op de kasseien. Totdat uiteindelijk vijftien kilometer voor het einde de 'Muur van Geraardsbergen' opdoemde. Het eerste deel daarvan gaat met ongeveer 20 procent omhoog, maar is redelijk te doen omdat de Abdijstraat is geasfalteerd. De klim wordt pas zwaar als deze de Kapelmuur opdraait. Dat deel gaat gemiddeld met 8 procent omhoog, maar kent halverwege en aan het eind een steil stuk. Bovendien lijken de kasseien er soms lukraak neergelegd.

Nog beroerder

Hans greep boven bij de kapel vrijwel direct naar zijn telefoon om het thuisfront te melden dat hij boven op 'De Muur' stond. En ditmaal met een fiets uit één stuk.

De laatste vijftien kilometer waren daarna een 'eitje'. Alleen de Bosberg zorgde voor nog wat oponthoud, maar we draaiden onze hand niet meer om voor een korte kasseienklim van 8 procent. Natuurlijk zat iedereen kort of wat langer kapot. De voldoening was dan ook groot toen we na tien uur fietsen de meet in Meerbeke bereikten. Het was zwaar. Op dat punt waren we het in elk geval met Peter van Petegem eens. "Ach", zei Frank, "De kasseien van 'Parijs - Roubaix' zijn nog groter en liggen er nog beroerder bij."