De Grote Herfstprijs is misschien wel de
meest onderschatte klassieker. Zeker nu de organisatie het
parcours verzwaarde met enkele pittige beklimmingen. En
vanwege het slechte weer waarmee de deelnemers 11 juli 2004
kampten. Koud, nat en winderig. "Wat een klotenkoers."
De wolken hangen laag, zwanger van regen. Bij een Grote
Herfstprijs hoort blijkbaar echt herfstweer. De vijftig
deelnemers drommen bijeen voor de start. Kleumend in de
miezerige regen. Om halfzeven verdwijnen de felle rode, gele
en blauwe regenjasjes langzaam in het grijs van de regen.
Sprinters
Grand Prix
d'Automne. Zo heette de klassieker Parijs - Tours in de
jaren tachtig van de vorige eeuw omdat de organisatie toen
tijdelijk van het vertrouwde parcours afweek. De profs
rijden Parijs - Tours in het najaar. Ze rijden via een licht
glooiende aanloop naar de Loirevallei, waar hun wat kleine
klimmetjes te wachten staan. Vaak te weinig om het peloton
uiteen te rijten. Het leidt in Tours vaak tot een
massasprint.
Er bestaat geen Franse toerversie van Parijs - Tours,
vandaar dat Le Champion eens in de twee jaar zelf een tocht
organiseert als onderdeel van het Klassiekerweekend. Nog
onder de naam Grote Herfstprijs omdat de tocht de deelnemers
niet van Parijs naar Tours leidt. Sterker nog, de tocht
vindt plaats ten oosten van Parijs, terwijl Parijs - Tours
ten zuidwesten van Parijs wordt verreden. Het karakter is
eveneens anders. Geen vlakke aanloop, maar de deelnemers
kunnen van meet af aan in de beugels voor de eerste klimmen.
Ze zijn niet steil, maar ze volgen elkaar onafgebroken opaf.
Veelzeggend is dat de 230 kilometer lange tocht 2400
hoogtemeters telt. Ter vergelijking: de Amstel Gold Race
heeft in 250 kilometer 2700 hoogtemeters.
Marne
De tocht
voert ons vanuit Magny-le-Hongre naar Meaux, waar we de
Marne oostwaarts volgen. Er zit werkelijk geen vlakke meter
in het parcours, maar geen enkele klim is zwaar. De meeste
renners nemen ze zonder problemen op de macht. De groepen
blijven de eerste zeventig kilometer dan ook redelijk bij
elkaar. Tot Mont de Bonneil, een mooie klim van ongeveer
1500 meter met een gemiddelde van 7 procent. Het is de
eerste scherprechter. Alsof we het obstakel willen
vermijden, rijd ik met twintig anderen eerst de Mont de
Bonneil voorbij. Totdat we na anderhalve kilometer terug
worden gehaald. Het is het begin van veel ellende.
De zon laat zich na het middaguur spraakzaam enkele minuten
zien. Het maakt duidelijk dat de champagnestreek waar we
doorheen fietsen bij mooi weer absoluut de moeite waard is.
Pittoreske dorpjes, mooie vergezichten, prachtige
wijngaarden. Helaas wordt het nooit echt droog. De grijze
wolken blijven overheersen.
We rijden verder naar Dormans, verlaten de champagnestreek
en komen in een meer agrarische omgeving. Vlak voorbij
Dormans komen we op 115 kilometer de tweede forse klim van
de dag tegen. De D41 brengt ons in 700 meter 70 meter hoger,
wat een gemiddeld stijgingspercentage van 10 procent
betekent. Een echte 'hufter', hoewel de klim niet eens een
naam heeft. Frankrijk barst van de klimmen waar we in
Nederland onze vingers bij zouden aflikken, maar vergeleken
bij de Mont Ventoux zijn het onbeduidende molshoopjes.
Bij de derde klim, op 145 kilometer vlak na Montmirail,
beginnen het slechte weer en de hoogtemeters hun tol te
eisen. Mensen zitten er doorheen, groepjes blijven achter.
Ik rijd samen met Klaas Aay verder. En dat had ik beter niet
kunnen doen, want na nog geen drie kilometer missen we een
pijl en rijden we met een hoge snelheid finaal de verkeerde
kant op. We ontdekken het pas zeven kilometer verder.
Pap
Het beste is er bij iedereen
inmiddels af. Zeker als een vreselijke bui losbarst als we
op 190 kilometer - op onze tellers 210 kilometer -- het
kleine dorpje Chantemanche passeren. Van schrik zien we een
pijl over het hoofd en opnieuw rijden we verkeerd. Cees Ris,
die we plotseling tegenkomen, wijst ons op een pijl.
Vervolgens blijkt dat we een deel van het parcours twee keer
rijden. Verwarring alom. Ik rijd door, maar kom alleen te
zitten. De laatste twintig kilometer zijn verschrikkelijk.
De weg is nu redelijk vlak, maar de tegenwind sterk en de
regen blijft maar vallen. Ik ben zo onzeker dat ik bij elke
dikke boom de routebeschrijving raadpleeg. De moraal is nul,
de benen pap. In de laatste twintig kilometer zakt mijn
gemiddelde van boven de 28 kilometer per uur naar onder de
27 kilometer per uur. Wat een klotenkoers. Uitgeput bereik
ik Magny- le-Hongre met 262 kilometer en 2700 hoogtemeters
op de teller. De voldoening komt pas na het douchen. |