wielerklassieker verslag
Parijs - Roubaix, 260 km   |  Maarten Rood  |
Van de Hel naar de Hemel   |  publ. 22 nov 2006  |

 

9 juni 2002. Naast m'n bed leg ik de spullen klaar voor morgen. Broek, shirt, sokken, een horloge en twaalf energierepen, één voor elk uur. Sinds m'n fietscomputer het in het voorseizoen het voor gezien hield, rij ik zonder. Ik maak me onderweg niet meer druk om de gemiddelde snelheid en de voortdurende statistieken van de inspanningen.

De reisorganisatie heeft de groep van de fietsbus ingedeeld voor de kamers. Ik deel de kamer met Maarten. Maarten is een geëmigreerde Nederlander en die al geruime tijd in Long Island woont. Hij is gek van fietsen. We hebben een onderhoudend gesprek over de voorbereidingen op Parijs-Roubaix. 'Wat heb jij gereden?' en 'Hoeveel kilometers heb je dit jaar op je teller staan?', worden in de loop van het gesprek met imponerende verhalen beantwoord. Maarten heeft alleen in de States getraind. De beleving die hij in de sport heeft is groot. Tijdens het uitpakken van de koffers vertelt hij over zijn bewegingen om voor deze tocht de oceaan over te steken. Hij kent de heroïek van de koers.

We nemen de speciale voorbereidingen met elkaar door. Het eten, drinken en in het bijzonder de preparatie van de fiets. De fiets wordt in geen enkele wielerklassieker zo op de proef gesteld als in Parijs-Roubaix. Alles is extra stevig bevestigd tegen de trillingen van de kasseien. Voor de gevreesde lekke banden heb ik maar liefst zes binnenbanden meegenomen. Daarnaast zijn het voor- en achterwiel voorzien van extra brede 25mm banden. Minder kans op lekrijden en het inrijden van de gleuven tussen de kasseien. Met extra druk in de banden moet de kans op snakebites geminimaliseerd worden.  

Ondanks het beste materiaal waar de profs gebruik van kunnen maken, heerst er bij hen een ware mythe rond het materiaal rond Parijs - Roubaix. Johan Museeuw: "Ik zet m'n stuurpen iets hoger. De rest vertel ik pas als ik gestopt ben". Roger de Vlaeminck ('Monsieur Parijs-Roubaix') reed de eerste tien jaar zonder een lekke band: "Ik kocht voor jaren tubes, waarna ik ze eerst voor vijf jaar in een donkere kelder stationeerde voordat ik erop reed. De oppervlakte van de band werd daardoor harder. Tenminste, dat dacht ik toen."  

Jaarlijks zien we bij het bekijken van de profs dat een kleine verzwakking van de concentratie een val kan veroorzaken of zelf uit de koers moeten stappen vanwege de verwondingen. Aan de hand van onze stempel-, routekaart bespreken we de prof versie van eerder dit jaar. Museeuw werd op imponerende wijze winnaar van de honderdste editie. Met twee keer een handvol vingers glunderde hij solo over de streep. Het was zijn tiende wereldbekeroverwinning. De 21-jarige Belg Tom Boonen verraste het wielerpubliek met een fantastisch gereden koers en eindigde als derde. Boonen reed de hele dag in de aanval en knechtte voor zijn kopman George Hincapie die van vermoeidheid een legendarische koprol maakte in de sloot naast een kasseistrook. Museeuw sprak na afloop al over Boonen als zijn opvolger. Dit compliment is voor hem misschien wel belangrijker dan de podiumplaats. 

Het parcours dat wij gaan rijden is gelijk aan die van de profs. 261 km waarvan ruim 50 km kasseien, verspreid over 24 stroken, in de laatste 170 kilometer. We bekijken de routekaart en zien dat het overal lastig wordt. Weinig stukken om te herstellen. Dit is waarom we deze klassieker zo graag willen rijden. Het is de hardheid die de renner moet hebben. De combinatie van renner en fiets is nergens zo sterk als hier. Niet voor niets heeft deze koers de bijnaam 'Hel van het Noorden' gekregen. Oorspronkelijk duidde het op de verschrikkelijke slagvelden van de Eerste Wereldoorlog waar de renners van weleer zich hun weg door banen. De jaren daarna betreft de naam de combinatie van de slopende noord-franse kasseien, de eventuele regen en stof. Parijs-Roubaix is de klassieker die je vanaf de eerste kasseistrook samen alleen rijdt. Wie aankomt is geen mietje en heeft respect in het peloton.

Al vanaf mijn jonge wielerjaren heb ik Parijs-Roubaix als de klassieker onder de klassiekers staan. Geen wonder dat ik hier zo naar heb uitgekeken. Hier is echte strijd geleverd. Man tegen man, in modder of stof, de sterkste renners zitten altijd vooraan. Tactiek speelt een ondergeschikte rol.  

Voordat ik ga slapen denk ik aan de renners die hier de laatste jaren gedomineerd hebben. Duclos Lassalle, man van de streek, won 'm meerdere keren. De laatste keer, in de nadagen van zijn loopbaan, op 39-jarige leeftijd, klopte hij de Italiaan Ballerini in de eindsprint nadat hij de laatste kilometers slechts het wiel van hem kon houden. In werkelijkheid was het een fraai stuk toneelspel van een zwaar vermoeide renner, die wel een scherpe eindsprint bleek te hebben. Het franse publiek was deze onsportiviteit snel vergeten.  

Tafi heeft eens op indrukwekkende wijze gewonnen nadat hij alles en iedereen op ruime afstand gereden had. Een franse journalist verwoorde dit de volgende dag treffend met de woorden: 'het peloton bestond uit drie groepen: de Fransen, de gedrogeerden en Taffi'. Hierop volgde nog een imponerende voorstelling van de Mapei's. De eerder genoemde Ballerini, Museeuw en Tafi wisten met drieën op grote afstand van de rest het Vélodrome van Roubaix te bereiken. Zelfs de klassieker renner Tsjmil werd op één van de laatste stroken uit het wiel gereden. Na overleg met de ploegbaas mocht Museeuw als eerste zijn wiel over de meet drukken.  

En natuurlijk, in 2001, de overwinning van Serveas Knaven. Volledig bevangen van de modder bereikte hij solo de wielerbaan. Een Nederlandse klassiekeroverwinning van grote klasse. Ik kan bijna niet slapen. Het liefst stap ik nu op de fiets. Allerlei herinneringen komen nog eens voorbij. Hennie Kuiper, met materiaalpech aan de kant van de weg, roepend en klappend om een nieuwe fiets. Gek eigenlijk, deze topper heeft gedurende zijn carrière groots gepresteerd, toch wordt hij voornamelijk herinnerd aan dat ene moment. Niet zijn Olympische- of wereldtitel of tweede plaats in de Tour de France, maar juist deze paar seconden. Zelden heb ik bij een topsporter zo'n intense beleving van de sport gezien als bij Hennie Kuiper, aan de kant van Pavé de Hem, de voorlaatste kasseienstrook.  

Enkele uren later word ik voor het afgaan van de wekker wakker in het bed met franse afmetingen. Tegen m'n gewoonte in neem ik al voor een fietstocht een douche. Het is vooral om de tijd tot de start te overbruggen. Eindelijk, na een uur vertraging, sta ik om zes uur met de grote groep Nederlanders op een schoolpleintje in Cambronne-les-Ribecourt. Een dorp op een steenworp afstand van Compiègne. Ondanks het vermoeden dat de start in de franse hoofdstad plaatsvindt, ligt dit dorp 60 km ten noorden hiervan. Enkele vrijwilligers stempelen op dit vroege uur de kaarten, waarna de renners één voor één van start gaan. Als ik na een paar nauwe straatjes op de grote weg in het dorp kom, zie ik een grote groep op zo'n 200 meter. Ik twijfel, zal ik nu dit gat al dichtrijden of wachten op een volgende groep. Ik schakel bij en ga in de beugels. De koude spieren worden direct aan het werk gezet. De groep rijdt nu al hard door. Stelletje gekken, het is nog ver! Als ik aansluit zie ik dat het peloton uit zo'n vijftig man bestaat, waarvan vele renners uit m'n hotel. Zoals altijd zijn het weer de Italianen die het luidruchtigst zijn. Ze zijn zoals de meeste Italianen goed gesoigneerd en niet te lui om het nodige kopwerk te doen. Naast me rijd een Belg die me verteld hoe hij tot deze rit is gekomen. De kilometers worden zo eenvoudig gemaakt. Het tempo blijft strak, ondanks het heuvelachtige parcours. 

Na een uur staat er bij de Belg al 34 km op de teller. Bij de steilere beklimmingen moeten de eersten al aan het elastiek. De heuvels zijn goed op het grote blad te nemen. Sobere weilanden in een glooiend landschap maken het decor van deze aanloop naar de eerste kasseien. De beklimmingen worden langer. Bij een steil stuk net voor de top van een heuvel wordt er op de kop het tempo opgevoerd. De groep breekt in tweeën. In de afdaling wordt er flink gekoerst om de aansluiting weer te krijgen. Bij een volgende klim maakte de voorste groep zich definitief los. Ik blijf in de tweede groep, ook al is het gat nog wel te dichten. Ik kijk op m'n horloge en zie dat we nu al twee uur op de fiets zitten. 'Quant kilomètre déja?', vraag ik m'n franse buurman. Zesenzestig zegt hij en kijkt me met een lachend gezicht aan. Hij heeft het ook door. Er is de eerste twee uren hard gekoerst op dit geaccentueerde parcours. 

We blijven stevig doorrijden, totdat ik zelf onverwacht moet lossen op een kleine klim. Ben ik dan toch te hard gegaan? Het is nog zo'n 200 km! Een antwoord hierop heeft geen zin. Nu ik alleen rijd heb neem ik de tijd om te eten en te drinken terwijl ik het gat met m'n groepje groter zie worden. Over 5 kilometer zijn de eerste 80 kilometer verreden en is de eerste bevoorrading. 

Het is erg druk in Bohain-en-Vermandois. Renners lopen door een plaatselijk schooltje op zoek naar drank, eten en de eerste stempel. Buiten zitten ze tussen de fietsen te kijken naar alles wat voorbij rijd. Ik houd het op de stempel en pak in voorbij gaan van de bevoorradingtafels nog wat koeken weg. Voor zo'n grote klassieker is de bevoorrading slecht. Er is weinig eten voor de echte sporter te krijgen. Van sinaasappels kan ik de pedalen niet rond krijgen en stukken chocola zijn wel lekker maar vet. Als ik nu een stuk neem, zal het de hele dag nog naar boven komen. De koeken zijn een prettige afwisseling op m'n energierepen. 

Als ik van de bevoorrading weg fiets, blijkt dat deze streek niet alleen uit fietsers bestaat. Langzamerhand komt er steeds meer leven op straat en moeten de wegen ook gedeeld worden met andere weggebruikers. Vanaf hier rijden de renners in kleine groepjes verder naar de eerste kasseien en kan de Hel van het Noorden echt beginnen. 

Na 100 kilometer koers staat er een man met een vlag te zwaaien als teken van een gevaarlijk punt. Bij het passeren knalt m'n fiets de eerste kasseien op. Ik schrik van de slechte weg. Natuurlijk heb ik er van gehoord en beelden van gezien. Maar zo slecht! Geen kei ligt gelijk aan een ander. Het voelt aan of ik tegen een serie stoepranden rij. De brede uitsparingen tussen de keien zijn een oase voor bandbreuken, slagen in wielen en valpartijen. Het ergste zijn de gaten waarin het verleden misschien wel eens wat keien hebben gelegen, maar nu ware valkuilen zijn. Ik verdenk de oorspronkelijke wegenbouwers van zware wanprestatie. Geen wonder dat vele van deze kasseistroken op de monumentenlijst staan en slechts voor een paar dagen in het jaar opengesteld worden voor een groep masochisten op een fiets. De rug van weg is het best te berijden, maar dat vereist wel stuurmanskunst. De renners spreken van het nemen van de kasseien. Spanning houden op de ketting en dus snelheid houden. Gas terug is glijden, want terughoudendheid zorgt voor verkramping waardoor de kans op vallen groter wordt. Hier hebben de zware wielen van tractoren het minst vrij spel gehad. Met een hoge snelheid en de ketting strak op het grote blad dender ik over de strook. Voor me is er iemand die valt. Als ik hem voorbij rijd is hij al opgestaan en bekijkt hij z'n lijf en fiets. 

De weg loopt nu naar beneden. 'Hela!, Hela!', roep ik naar de renner voor me. Ik kom steeds dichter bij, maar hij wil niet aan de kant. Wat een eikel, dit is een onbeschreven wet in de sport. Een langzame renner maakt plaats voor een snellere. Dicht op zijn wiel gekomen roep ik nog eens maar hij blijkt geen plaats te willen maken. De strook is nog lang dus ga ik hem toch voorbij. De weg loopt nog steeds naar beneden en de snelheid loopt op. Als ik naast hem rijd rijden we schouder aan schouder. Een lichte duw houdt ons beiden in balans. De remmen zijn door de trillingen niet lang te houden. De zenuwen in m'n handen lijken bekneld te worden als ze op één stand op het stuur blijven liggen. Alleen door regelmatig over te pakken blijft het te hanteren. Al snel heb ik twee standen om af te wisselen. Aan het einde van de eerste kasseistrook bekijk ik de eerste aanslag op m'n fiets. Een herhalende kleine tik is verhelpen door de voorderailleur wat recht te buigen.  

Groepjes worden gevormd op weg naar de volgende strook. Vanaf hier volgen ze kort op elkaar. De eerstvolgende gaat goed en ik krijg er al meer lol in. Het vertrouwen in de fiets is groot nu ik weet welke aanslagen hij kan verwerken. De stroken worden bij aanvang helaas niet voorzien van dundoeken. Bij de profs is het een aankondiging van ware spektakel. Elke strook heeft z'n eigen nummer, die aftellend het peloton naar Roubaix leidt. Op de routekaart staan de nummers wel genoemd. Stroken 21 en 22 gaan vals plat omhoog en omlaag met tussenkomst van enkele meters asfalt. Bij elkaar vormen ze de langste strook van de dag. Ruim 5 kilometer balanceren in volle concentratie zoekend naar de minst slechte weg tussen de gaten. Ik kan me voorstellen dat de eerste schifting zich hier al afspeelt bij de profs. Het weer is bijzonder prettig. Een lichte wind in de rug en een licht bewolking maakt het voor de renners dat het afzien vandaag beperkt blijft. Geen gladde modder- of warme stoffige wegen die de afgelopen jaren het decor zijn geweest. Op 114 km is in Solesmes de tweede bevoorrading.  

Staand op m'n pedalen rijd ik het schoolplein op waar stands opgesteld staan met drank en eten. De benen voelen goed aan en de moraal is hoog. Na het bijvullen van de bidons en een stempel draai ik om en vervolg het parcours. Na bestudering van het routekaartje blijkt dat de komende stroken qua lengte wel te doen zijn. Lekker doorfietsen naar het eerstvolgende doel: de volgende bevoorrading. Langs de kasseistroken komt steeds meer publiek te staan. Jong en oud is er op uit getrokken om de onbekende renners roepend en applaudisserend aan te moedigen. Door het goede weer zijn de bermen op sommige plaatsen redelijk goed te berijden. Sporen van fietsbanden maken duidelijk dat meerdere voor dit alternatief gekozen hebben. Het voordeel is dat m'n handen kunnen herstellen van de zware trillingen. Het veld is nu helemaal uit elkaar. Wie na een strook een maatje kan vinden heeft geluk, de overigen soleren verder door het noordfranse land. In een dorpshuis van Raismes is op 148 kilometer de derde bevoorrading. Het ligt iets over de helft. 

Vanaf hier ga ik de stroken af tellen. Het zijn er nog 16. De eerste is het beroemde en ook beruchte Bos van Wallers - d'Arenberg. Elk jaar is hier spektakel, valpartijen en grote ontwikkelingen in de koers zijn dan gegarandeerd. Wanneer ik na de bevoorrading weer verder fiets, voel ik de vermoeidheid in de benen. De kilometers en de snelle stukken over de kasseien, op het grote blad, zijn voelbaar geworden. Het eerste deel van het Bos is herkenbaar van de televisie. Juist op dit deel zijn de valpartijen en de lekke banden. Door de grote belangstelling voor de profs, zijn voor hen de kantjes ingepikt door het enthousiaste publiek. Als ik het Bos in rijd is de onverharde wandelweg naast de strook goed bereidbaar. Even twijfel ik of ik toch nog een stukje over het slechte stuk zal rijden. Nu ik het van dichtbij zie, is de twijfel snel verdwenen. Keien in allerlei willekeurige hoogten en afstanden geven een te hoog risico voor man en paard. Het wandelpad vraagt door de kuilen en verdwaalde keien al genoeg concentratie en acrobatiek. Een stuk het Bos in jump ik de fiets toch nog even op de kasseien als ik de fotograaf van de organisatie passeer.  'Alez!', 'Alez!', roept het franse publiek en geniet van elke renner die solo zich naar het eind van de strook zwoegt. Hier draait de route naar links, naar het dorp Wallers. Vele stroken hebben de naam van het nabij gelegen dorp gekregen. De 3700 meter lange Pavé de Hornaing volgt als één van de langste stroken. Ondanks de vermoeidheid en de opkomende pijn in de nek, wordt het rijden over de kasseien steeds leuker. De koers is nu al in de buurt van de Belgische grens en het parcours is nagenoeg vlak. 

In Attiches, de voorlaatste bevoorrading na 210 kilometer, ga ik even zitten en neem voor het eerst pauze. Op de fiets heb ik het laatste uur niet meer kunnen eten. Het slikken van de repen werd geweigerd. In de rust is er de tijd om de finale nog eens door te nemen. Nog 41 kilometer en 9 stroken. Ondanks de late start van vanmorgen is er ruim tijd om voor sluiting naar Roubaix te rijden. Zelfs een serie lekke banden zijn geoorloofd.  

Bij de eerstvolgende stroken is er voordeel te halen van de bermstroken. Op de tussenliggende asfaltwegen worden er weer internationale groepjes gevormd. M'n Frans en Duits worden er op de proef gesteld. Er wordt gelachen, de finish is dichtbij en wie tot hier is gekomen, heeft de valpartijen die een abrupt einde kunnen geven aan je koers, overleeft. Enige tijd later moet ik me laten lossen als de pijn in m'n nek verergerd. M'n nek is blijkbaar niet bestand tegen een dag in de gebogen stand. M'n kamergenoot Maarten komt voorbij. Hij heeft de dag ook goed kunnen doorkomen. Ik zie hem straks wel bij de finish. Met draaien en knikken wordt de nek iets beter en ik pik weer aan bij een fransman. Op het asfalt rijdt hij pittig door en z'n wiel bevalt me goed. Op de kasseien moet hij het afgeven en rijd ik van hem weg, op weg naar de voorlaatste kasseienstrook. Dit wordt de laatste serieuze strook.

Strook nummer 2, Pavé de Hem, is na het Bos misschien wel de bekendste. Niet omdat deze zo zwaar is, in tegendeel, aan beide kanten van de weg liggen prachtige stukken asfalt  Maar natuurlijk vanwege Hennie Kuiper die hier, in zijn winnende race, met stukken heeft gestaan. Vanaf hier is het nog 5 kilometer. Net voor Roubaix moet ik wachten bij het eerste verkeerslicht in deze klassieker. 'Hoe gaat het?', vraagt een man achter mij met een Vlaams accent. We praten over de koers tot we de Allee van Roubaix oprijden. Aan het einde van deze lange weg met oude bomen ligt de oude wielerbaan waar de finishlijn is getrokken. Een tweetal Italianen sluit bij ons aan. Met z'n vieren rijden we stevig door, alsof we zelf in de finale van de wedstrijd zitten. M'n ogen worden nat. M'n jarenlange wens om deze klassieker eens te rijden komt over een paar honderd meter in vervulling. Voor het stadion draaien we rechts af, naar de ingang van de wielerbaan. Een hupje over een drempel en nog eens naar rechts, de baan op. Het is net een déjà vu. Op de wielerbaan ga ik hoog in de piste rijden om na de bocht extra vaart te kunnen maken voor de eindsprint. Achter me zitten de twee Italianen en de Belg. Aan het einde van de bocht zet ik aan, laat me naar beneden vallen en schakel bij. Dit wordt een korte sprint. Naast me komt één van de Italianen opzetten. De finishlijn flitst onder ons door.  

We laten ons uitrijden en knijpen een halve baan verder in de remmen. Geen idee of die Italiaan z'n band voor of achter me over de meet heeft gedrukt. Ik was bezig met het ontwijken van de fotograaf die net achter de finish stond. De Italiaan kwam sterk opzetten, maar of hij nog op tijd was zal wel op de foto staan. Ik stap af en voel overal verkrampte pijn. Ik lever m'n fiets in bij de bus van de reisorganisatie. Het eerste kwart van m'n bus is gefinished, de rest ploetert zich nog door het franse land. Maarten is ook net gefinished en we schudden elkaar de hand. 'Goed gereden' en de dag wordt nog even besproken, zoals het de komende uren nog zal voortgaan.

De doucheruimte bij het Vélodrome is een onafscheidelijk verlengstuk van Parijs - Roubaix. De granieten verkleedhokjes en douchesschotjes waarboven pisstraaltjes een idee van een douche moeten geven, is een monument op zich. Hier hebben de grote namen van de wielersport gestaan. Merckx, Coppi, Hinault, Taffi en anonieme knechten hebben hier de modder en stof van zich af gespoeld. De afvoer moet vol zitten met zand. Terwijl het stof met een lauw straaltje van m'n vermoeide benen spoelt flitsen de afgelopen uren nog eens door m'n hoofd. M'n handen trillen nog, m'n kruis is nagenoeg gevoelloos geworden en ook de m'n handen hebben flinke klappen moeten vangen. M'n lichaam doet pijn. Ik denk aan de woorden die ooit een renner zei na zijn aankomst in Roubaix. Om te weten wat de Hemel is moet je de Hel hebben gereden.