9 juni 2002. Naast m'n bed leg ik de spullen
klaar voor morgen. Broek, shirt, sokken, een horloge en
twaalf energierepen, één voor elk uur. Sinds m'n
fietscomputer het in het voorseizoen het voor gezien hield,
rij ik zonder. Ik maak me onderweg niet meer druk om de
gemiddelde snelheid en de voortdurende statistieken van de
inspanningen.
De
reisorganisatie heeft de groep van de fietsbus ingedeeld
voor de kamers. Ik deel de kamer met Maarten. Maarten is een
geëmigreerde Nederlander en die al geruime tijd in Long
Island woont. Hij is gek van fietsen. We hebben een
onderhoudend gesprek over de voorbereidingen op
Parijs-Roubaix. 'Wat heb jij gereden?' en 'Hoeveel
kilometers heb je dit jaar op je teller staan?', worden in
de loop van het gesprek met imponerende verhalen beantwoord.
Maarten heeft alleen in de States getraind. De beleving die
hij in de sport heeft is groot. Tijdens het uitpakken van de
koffers vertelt hij over zijn bewegingen om voor deze tocht
de oceaan over te steken. Hij kent de heroïek van de koers.
We nemen de
speciale voorbereidingen met elkaar door. Het eten, drinken
en in het bijzonder de preparatie van de fiets. De fiets
wordt in geen enkele wielerklassieker zo op de proef gesteld
als in Parijs-Roubaix. Alles is extra stevig bevestigd tegen
de trillingen van de kasseien. Voor de gevreesde lekke
banden heb ik maar liefst zes binnenbanden meegenomen.
Daarnaast zijn het voor- en achterwiel voorzien van extra
brede 25mm banden. Minder kans op lekrijden en het inrijden
van de gleuven tussen de kasseien. Met extra druk in de
banden moet de kans op snakebites geminimaliseerd worden.
Ondanks het
beste materiaal waar de profs gebruik van kunnen maken,
heerst er bij hen een ware mythe rond het materiaal rond
Parijs - Roubaix. Johan Museeuw: "Ik zet m'n stuurpen iets
hoger. De rest vertel ik pas als ik gestopt ben". Roger de
Vlaeminck ('Monsieur Parijs-Roubaix') reed de eerste tien
jaar zonder een lekke band: "Ik kocht voor jaren tubes,
waarna ik ze eerst voor vijf jaar in een donkere kelder
stationeerde voordat ik erop reed. De oppervlakte van de
band werd daardoor harder. Tenminste, dat dacht ik toen."
Jaarlijks
zien we bij het bekijken van de profs dat een kleine
verzwakking van de concentratie een val kan veroorzaken of
zelf uit de koers moeten stappen vanwege de verwondingen.
Aan de hand van onze stempel-, routekaart bespreken we de
prof versie van eerder dit jaar. Museeuw werd op imponerende
wijze winnaar van de honderdste editie. Met twee keer een
handvol vingers glunderde hij solo over de streep. Het was
zijn tiende wereldbekeroverwinning. De 21-jarige Belg Tom
Boonen verraste het wielerpubliek met een fantastisch
gereden koers en eindigde als derde. Boonen reed de hele dag
in de aanval en knechtte voor zijn kopman George Hincapie
die van vermoeidheid een legendarische koprol maakte in de
sloot naast een kasseistrook. Museeuw sprak na afloop al
over Boonen als zijn opvolger. Dit compliment is voor hem
misschien wel belangrijker dan de podiumplaats.
Het parcours
dat wij gaan rijden is gelijk aan die van de profs. 261 km
waarvan ruim 50 km kasseien, verspreid over 24 stroken, in
de laatste 170 kilometer. We bekijken de routekaart en zien
dat het overal lastig wordt. Weinig stukken om te
herstellen. Dit is waarom we deze klassieker zo graag willen
rijden. Het is de hardheid die de renner moet hebben. De
combinatie van renner en fiets is nergens zo sterk als hier.
Niet voor niets heeft deze koers de bijnaam 'Hel van het
Noorden' gekregen. Oorspronkelijk duidde het op de
verschrikkelijke slagvelden van de Eerste Wereldoorlog waar
de renners van weleer zich hun weg door banen. De jaren
daarna betreft de naam de combinatie van de slopende noord-franse kasseien, de eventuele regen en stof.
Parijs-Roubaix is de klassieker die je vanaf de eerste
kasseistrook samen alleen rijdt. Wie aankomt is geen mietje
en heeft respect in het peloton.
Al vanaf
mijn jonge wielerjaren heb ik Parijs-Roubaix als de
klassieker onder de klassiekers staan. Geen wonder dat ik
hier zo naar heb uitgekeken. Hier is echte strijd geleverd.
Man tegen man, in modder of stof, de sterkste renners zitten
altijd vooraan. Tactiek speelt een ondergeschikte rol.
Voordat ik
ga slapen denk ik aan de renners die hier de laatste jaren
gedomineerd hebben. Duclos Lassalle, man van de streek, won
'm meerdere keren. De laatste keer, in de nadagen van zijn
loopbaan, op 39-jarige leeftijd, klopte hij de Italiaan
Ballerini in de eindsprint nadat hij de laatste kilometers
slechts het wiel van hem kon houden. In werkelijkheid was
het een fraai stuk toneelspel van een zwaar vermoeide
renner, die wel een scherpe eindsprint bleek te hebben. Het
franse publiek was deze onsportiviteit snel vergeten.
Tafi heeft
eens op indrukwekkende wijze gewonnen nadat hij alles en
iedereen op ruime afstand gereden had. Een franse journalist
verwoorde dit de volgende dag treffend met de woorden: 'het
peloton bestond uit drie groepen: de Fransen, de
gedrogeerden en Taffi'. Hierop volgde nog een imponerende
voorstelling van de Mapei's. De eerder genoemde Ballerini,
Museeuw en Tafi wisten met drieën op grote afstand van de
rest het Vélodrome van Roubaix te bereiken. Zelfs de
klassieker renner Tsjmil werd op één van de laatste stroken
uit het wiel gereden. Na overleg met de ploegbaas mocht
Museeuw als eerste zijn wiel over de meet drukken.
En
natuurlijk, in 2001, de overwinning van Serveas Knaven.
Volledig bevangen van de modder bereikte hij solo de
wielerbaan. Een Nederlandse klassiekeroverwinning van grote
klasse. Ik kan bijna niet slapen. Het liefst stap ik nu op
de fiets. Allerlei herinneringen komen nog eens voorbij.
Hennie Kuiper, met materiaalpech aan de kant van de weg,
roepend en klappend om een nieuwe fiets. Gek eigenlijk, deze
topper heeft gedurende zijn carrière groots gepresteerd,
toch wordt hij voornamelijk herinnerd aan dat ene moment.
Niet zijn Olympische- of wereldtitel of tweede plaats in de
Tour de France, maar juist deze paar seconden. Zelden heb ik
bij een topsporter zo'n intense beleving van de sport gezien
als bij Hennie Kuiper, aan de kant van Pavé de Hem, de
voorlaatste kasseienstrook.
Enkele uren
later word ik voor het afgaan van de wekker wakker in het
bed met franse afmetingen. Tegen m'n gewoonte in neem ik al
voor een fietstocht een douche. Het is vooral om de tijd tot
de start te overbruggen. Eindelijk, na een uur vertraging,
sta ik om zes uur met de grote groep Nederlanders op een
schoolpleintje in Cambronne-les-Ribecourt. Een dorp op een
steenworp afstand van Compiègne. Ondanks het vermoeden dat
de start in de franse hoofdstad plaatsvindt, ligt dit dorp
60 km ten noorden hiervan. Enkele vrijwilligers stempelen op
dit vroege uur de kaarten, waarna de renners één voor één
van start gaan. Als ik na een paar nauwe straatjes op de
grote weg in het dorp kom, zie ik een grote groep op zo'n
200 meter. Ik twijfel, zal ik nu dit gat al dichtrijden of
wachten op een volgende groep. Ik schakel bij en ga in de
beugels. De koude spieren worden direct aan het werk gezet.
De groep rijdt nu al hard door. Stelletje gekken, het is nog
ver! Als ik aansluit zie ik dat het peloton uit zo'n vijftig
man bestaat, waarvan vele renners uit m'n hotel. Zoals
altijd zijn het weer de Italianen die het luidruchtigst
zijn. Ze zijn zoals de meeste Italianen goed gesoigneerd en
niet te lui om het nodige kopwerk te doen. Naast me rijd een
Belg die me verteld hoe hij tot deze rit is gekomen. De
kilometers worden zo eenvoudig gemaakt. Het tempo blijft
strak, ondanks het heuvelachtige parcours.
Na een uur
staat er bij de Belg al 34 km op de teller. Bij de steilere
beklimmingen moeten de eersten al aan het elastiek. De
heuvels zijn goed op het grote blad te nemen. Sobere
weilanden in een glooiend landschap maken het decor van deze
aanloop naar de eerste kasseien. De beklimmingen worden
langer. Bij een steil stuk net voor de top van een heuvel
wordt er op de kop het tempo opgevoerd. De groep breekt in
tweeën. In de afdaling wordt er flink gekoerst om de
aansluiting weer te krijgen. Bij een volgende klim maakte de
voorste groep zich definitief los. Ik blijf in de tweede
groep, ook al is het gat nog wel te dichten. Ik kijk op m'n
horloge en zie dat we nu al twee uur op de fiets zitten.
'Quant kilomètre déja?', vraag ik m'n franse buurman.
Zesenzestig zegt hij en kijkt me met een lachend gezicht
aan. Hij heeft het ook door. Er is de eerste twee uren hard
gekoerst op dit geaccentueerde parcours.
We blijven
stevig doorrijden, totdat ik zelf onverwacht moet lossen op
een kleine klim. Ben ik dan toch te hard gegaan? Het is nog
zo'n 200 km! Een antwoord hierop heeft geen zin. Nu ik
alleen rijd heb neem ik de tijd om te eten en te drinken
terwijl ik het gat met m'n groepje groter zie worden. Over 5
kilometer zijn de eerste 80 kilometer verreden en is de
eerste bevoorrading.
Het is erg
druk in Bohain-en-Vermandois. Renners lopen door een
plaatselijk schooltje op zoek naar drank, eten en de eerste
stempel. Buiten zitten ze tussen de fietsen te kijken naar
alles wat voorbij rijd. Ik houd het op de stempel en pak in
voorbij gaan van de bevoorradingtafels nog wat koeken weg.
Voor zo'n grote klassieker is de bevoorrading slecht. Er is
weinig eten voor de echte sporter te krijgen. Van
sinaasappels kan ik de pedalen niet rond krijgen en stukken
chocola zijn wel lekker maar vet. Als ik nu een stuk neem,
zal het de hele dag nog naar boven komen. De koeken zijn een
prettige afwisseling op m'n energierepen.
Als ik van
de bevoorrading weg fiets, blijkt dat deze streek niet
alleen uit fietsers bestaat. Langzamerhand komt er steeds
meer leven op straat en moeten de wegen ook gedeeld worden
met andere weggebruikers. Vanaf hier rijden de renners in
kleine groepjes verder naar de eerste kasseien en kan de Hel
van het Noorden echt beginnen.
Na 100
kilometer koers staat er een man met een vlag te zwaaien als
teken van een gevaarlijk punt. Bij het passeren knalt m'n
fiets de eerste kasseien op. Ik schrik van de slechte weg.
Natuurlijk heb ik er van gehoord en beelden van gezien. Maar
zo slecht! Geen kei ligt gelijk aan een ander. Het voelt aan
of ik tegen een serie stoepranden rij. De brede uitsparingen
tussen de keien zijn een oase voor bandbreuken, slagen in
wielen en valpartijen. Het ergste zijn de gaten waarin het
verleden misschien wel eens wat keien hebben gelegen, maar
nu ware valkuilen zijn. Ik verdenk de oorspronkelijke
wegenbouwers van zware wanprestatie. Geen wonder dat vele
van deze kasseistroken op de monumentenlijst staan en
slechts voor een paar dagen in het jaar opengesteld worden
voor een groep masochisten op een fiets. De rug van weg is
het best te berijden, maar dat vereist wel stuurmanskunst.
De renners spreken van het nemen van de kasseien. Spanning
houden op de ketting en dus snelheid houden. Gas terug is
glijden, want terughoudendheid zorgt voor verkramping
waardoor de kans op vallen groter wordt. Hier hebben de
zware wielen van tractoren het minst vrij spel gehad. Met
een hoge snelheid en de ketting strak op het grote blad
dender ik over de strook. Voor me is er iemand die valt. Als
ik hem voorbij rijd is hij al opgestaan en bekijkt hij z'n
lijf en fiets.
De weg loopt
nu naar beneden. 'Hela!, Hela!', roep ik naar de renner voor
me. Ik kom steeds dichter bij, maar hij wil niet aan de
kant. Wat een eikel, dit is een onbeschreven wet in de
sport. Een langzame renner maakt plaats voor een snellere.
Dicht op zijn wiel gekomen roep ik nog eens maar hij blijkt
geen plaats te willen maken. De strook is nog lang dus ga ik
hem toch voorbij. De weg loopt nog steeds naar beneden en de
snelheid loopt op. Als ik naast hem rijd rijden we schouder
aan schouder. Een lichte duw houdt ons beiden in balans. De
remmen zijn door de trillingen niet lang te houden. De
zenuwen in m'n handen lijken bekneld te worden als ze op één
stand op het stuur blijven liggen. Alleen door regelmatig
over te pakken blijft het te hanteren. Al snel heb ik twee
standen om af te wisselen. Aan het einde van de eerste
kasseistrook bekijk ik de eerste aanslag op m'n fiets. Een
herhalende kleine tik is verhelpen door de voorderailleur
wat recht te buigen.
Groepjes
worden gevormd op weg naar de volgende strook. Vanaf hier
volgen ze kort op elkaar. De eerstvolgende gaat goed en ik
krijg er al meer lol in. Het vertrouwen in de fiets is groot
nu ik weet welke aanslagen hij kan verwerken. De stroken
worden bij aanvang helaas niet voorzien van dundoeken. Bij
de profs is het een aankondiging van ware spektakel. Elke
strook heeft z'n eigen nummer, die aftellend het peloton
naar Roubaix leidt. Op de routekaart staan de nummers wel
genoemd. Stroken 21 en 22 gaan vals plat omhoog en omlaag
met tussenkomst van enkele meters asfalt. Bij elkaar vormen
ze de langste strook van de dag. Ruim 5 kilometer balanceren
in volle concentratie zoekend naar de minst slechte weg
tussen de gaten. Ik kan me voorstellen dat de eerste
schifting zich hier al afspeelt bij de profs. Het weer is
bijzonder prettig. Een lichte wind in de rug en een licht
bewolking maakt het voor de renners dat het afzien vandaag
beperkt blijft. Geen gladde modder- of warme stoffige wegen
die de afgelopen jaren het decor zijn geweest. Op 114 km is
in Solesmes de tweede bevoorrading.
Staand op
m'n pedalen rijd ik het schoolplein op waar stands opgesteld
staan met drank en eten. De benen voelen goed aan en de
moraal is hoog. Na het bijvullen van de bidons en een
stempel draai ik om en vervolg het parcours. Na bestudering
van het routekaartje blijkt dat de komende stroken qua
lengte wel te doen zijn. Lekker doorfietsen naar het
eerstvolgende doel: de volgende bevoorrading. Langs de
kasseistroken komt steeds meer publiek te staan. Jong en oud
is er op uit getrokken om de onbekende renners roepend en
applaudisserend aan te moedigen. Door het goede weer zijn de
bermen op sommige plaatsen redelijk goed te berijden. Sporen
van fietsbanden maken duidelijk dat meerdere voor dit
alternatief gekozen hebben. Het voordeel is dat m'n handen
kunnen herstellen van de zware trillingen. Het veld is nu
helemaal uit elkaar. Wie na een strook een maatje kan vinden
heeft geluk, de overigen soleren verder door het noordfranse
land. In een dorpshuis van Raismes is op 148 kilometer de
derde bevoorrading. Het ligt iets over de helft.
Vanaf hier
ga ik de stroken af tellen. Het zijn er nog 16. De eerste is
het beroemde en ook beruchte Bos van Wallers - d'Arenberg.
Elk jaar is hier spektakel, valpartijen en grote
ontwikkelingen in de koers zijn dan gegarandeerd. Wanneer ik
na de bevoorrading weer verder fiets, voel ik de
vermoeidheid in de benen. De kilometers en de snelle stukken
over de kasseien, op het grote blad, zijn voelbaar geworden.
Het eerste deel van het Bos is herkenbaar van de televisie.
Juist op dit deel zijn de valpartijen en de lekke banden.
Door de grote belangstelling voor de profs, zijn voor hen de
kantjes ingepikt door het enthousiaste publiek. Als ik het
Bos in rijd is de onverharde wandelweg naast de strook goed
bereidbaar. Even twijfel ik of ik toch nog een stukje over
het slechte stuk zal rijden. Nu ik het van dichtbij zie, is
de twijfel snel verdwenen. Keien in allerlei willekeurige
hoogten en afstanden geven een te hoog risico voor man en
paard. Het wandelpad vraagt door de kuilen en verdwaalde
keien al genoeg concentratie en acrobatiek. Een stuk het Bos
in jump ik de fiets toch nog even op de kasseien als ik de
fotograaf van de organisatie passeer. 'Alez!', 'Alez!',
roept het franse publiek en geniet van elke renner die solo
zich naar het eind van de strook zwoegt. Hier draait de
route naar links, naar het dorp Wallers. Vele stroken hebben
de naam van het nabij gelegen dorp gekregen. De 3700 meter
lange Pavé de Hornaing volgt als één van de langste stroken.
Ondanks de vermoeidheid en de opkomende pijn in de nek,
wordt het rijden over de kasseien steeds leuker. De koers is
nu al in de buurt van de Belgische grens en het parcours is
nagenoeg vlak.
In Attiches,
de voorlaatste bevoorrading na 210 kilometer, ga ik even
zitten en neem voor het eerst pauze. Op de fiets heb ik het
laatste uur niet meer kunnen eten. Het slikken van de repen
werd geweigerd. In de rust is er de tijd om de finale nog
eens door te nemen. Nog 41 kilometer en 9 stroken. Ondanks
de late start van vanmorgen is er ruim tijd om voor sluiting
naar Roubaix te rijden. Zelfs een serie lekke banden zijn
geoorloofd.
Bij de
eerstvolgende stroken is er voordeel te halen van de
bermstroken. Op de tussenliggende asfaltwegen worden er weer
internationale groepjes gevormd. M'n Frans en Duits worden
er op de proef gesteld. Er wordt gelachen, de finish is
dichtbij en wie tot hier is gekomen, heeft de valpartijen
die een abrupt einde kunnen geven aan je koers, overleeft.
Enige tijd later moet ik me laten lossen als de pijn in m'n
nek verergerd. M'n nek is blijkbaar niet bestand tegen een
dag in de gebogen stand. M'n kamergenoot Maarten komt
voorbij. Hij heeft de dag ook goed kunnen doorkomen. Ik zie
hem straks wel bij de finish. Met draaien en knikken wordt
de nek iets beter en ik pik weer aan bij een fransman. Op
het asfalt rijdt hij pittig door en z'n wiel bevalt me goed.
Op de kasseien moet hij het afgeven en rijd ik van hem weg,
op weg naar de voorlaatste kasseienstrook. Dit wordt de
laatste serieuze strook.
Strook
nummer 2, Pavé de Hem, is na het Bos misschien wel de
bekendste. Niet omdat deze zo zwaar is, in tegendeel, aan
beide kanten van de weg liggen prachtige stukken asfalt
Maar natuurlijk vanwege Hennie Kuiper die hier, in zijn
winnende race, met stukken heeft gestaan. Vanaf hier is het
nog 5 kilometer. Net voor Roubaix moet ik wachten bij het
eerste verkeerslicht in deze klassieker. 'Hoe gaat het?',
vraagt een man achter mij met een Vlaams accent. We praten
over de koers tot we de Allee van Roubaix oprijden. Aan het
einde van deze lange weg met oude bomen ligt de oude
wielerbaan waar de finishlijn is getrokken. Een tweetal
Italianen sluit bij ons aan. Met z'n vieren rijden we stevig
door, alsof we zelf in de finale van de wedstrijd zitten.
M'n ogen worden nat. M'n jarenlange wens om deze klassieker
eens te rijden komt over een paar honderd meter in
vervulling. Voor het stadion draaien we rechts af, naar de
ingang van de wielerbaan. Een hupje over een drempel en nog
eens naar rechts, de baan op. Het is net een déjà vu. Op de
wielerbaan ga ik hoog in de piste rijden om na de bocht
extra vaart te kunnen maken voor de eindsprint. Achter me
zitten de twee Italianen en de Belg. Aan het einde van de
bocht zet ik aan, laat me naar beneden vallen en schakel
bij. Dit wordt een korte sprint. Naast me komt één van de
Italianen opzetten. De finishlijn flitst
onder ons door.
We laten ons
uitrijden en knijpen een halve baan verder in de remmen.
Geen idee of die Italiaan z'n band voor of achter me over de
meet heeft gedrukt. Ik was bezig met het ontwijken van de
fotograaf die net achter de finish stond. De Italiaan kwam
sterk opzetten, maar of hij nog op tijd was zal wel op de
foto staan. Ik stap af en voel overal verkrampte pijn. Ik
lever m'n fiets in bij de bus van de reisorganisatie. Het
eerste kwart van m'n bus is gefinished, de rest ploetert
zich nog door het franse land. Maarten is ook net gefinished
en we schudden elkaar de hand. 'Goed gereden' en de dag
wordt nog even besproken, zoals het de komende uren nog zal
voortgaan.
De
doucheruimte bij het Vélodrome is een onafscheidelijk
verlengstuk van Parijs - Roubaix. De granieten
verkleedhokjes en douchesschotjes waarboven pisstraaltjes
een idee van een douche moeten geven, is een monument op
zich. Hier hebben de grote namen van de wielersport gestaan.
Merckx, Coppi, Hinault, Taffi en anonieme knechten hebben
hier de modder en stof van zich af gespoeld. De afvoer moet
vol zitten met zand. Terwijl het stof met een lauw straaltje
van m'n vermoeide benen spoelt flitsen de afgelopen uren nog
eens door m'n hoofd. M'n handen trillen nog, m'n kruis is
nagenoeg gevoelloos geworden en ook de m'n handen hebben
flinke klappen moeten vangen. M'n lichaam doet pijn. Ik denk
aan de woorden die ooit een renner zei na zijn aankomst in
Roubaix. Om te weten wat de Hemel is moet
je de Hel hebben gereden. |