wielerklassieker verslag
Parijs - Roubaix, 260 km |  Martin Gerritsen |
Een kijkje in de hel |  publ. 1 dec 2005  |
 

2004. Rechts zie ik een fietser het maďsveld inschieten, links geeft een ander het op. Ondertussen wil ik het uitschreeuwen. Mijn handen doen zoveel pijn dat ik mijn stuur amper kan vasthouden. Maar ik trap door, stuiter verder tot ik na 2100 meter eindelijk het einde van Carrefour de l'Abre bereik. De vele toeschouwers schreeuwen me over de laatste honderd meter heen. Dit is geen weg, dit heeft niets met fietsen te maken, dit is absolute waanzin... Dit is de Hel van het Noorden.
 

Bomkraters en loopgraven inspireerden een journalist in 1919 de wedstrijd Parijs - Roubaix om te dopen tot de 'Hel van het Noorden'. De renners doorkruisten destijds een landschap dat de littekens droeg van een oorlog waarin Duisters, Fransen, Belgen en Britten elkaar vier jaar lang vanuit loopgraven bestookten. Ze reden door verwoeste dorpen, kapotgeschoten akkers en kadavers van koeien en varkens. De kasseienstroken pasten perfect in dat decor.

Nu, 85 jaar later, zijn de bomkraters, de loopgraven en de kadavers verdwenen. Ze maakten plaats voor industrieterreinen en wuivende maďsvelden. Wat bleef waren de kasseienstroken en het begrip 'Hel van het Noorden'. Dat laatste is nu slechts nog de benaming van het parcours waar renners de tweede zaterdag van april over heen worden gejaagd; de kasseienstroken tussen Saint Quentin en Roubaix die het uiterste van mens en materiaal vergen. Zeker als het regent, de modder de kasseien spekglad maakt en de fietsen vernielt. Legendarisch is de editie van 1994 die gebukt ging onder hevige regenval. De Franse televisie kon vanaf 65 kilometer voor de finish geen koersbeelden meer uitzenden omdat alle motoren het hadden begeven. De renners reden, gleden en ploegden ondertussen voort.

Hemels

Eens in de twee jaar kunnen duizenden toerders even een kijkje in de hel nemen. De Velo Club de Roubaix Cyclotourimse organiseert dan de 'Cyclo Parijs - Roubaix', die vrijwel hetzelfde parcours volgt als dat van de profs. Ruim 2000 mensen - onder wie 124 Championners - stonden 13 juni 2003 in Cambronne Les Ribecourt aan de start voor de tocht over 261 kilometer. De omstandigheden waren eerder hemels dan hels. De temperatuur was aangenaam, het was droog en er zou die dag een voorzichtig zonnetje schijnen. Alleen de wind werkte niet mee. Die waaide uit het noordwesten en zou die dag flink aantrekken, wat betekende dat we 261 kilometer tegen de wind in moesten fietsen.

De eerste honderd kilometer leidde ons door een aangenaam en glooiend landschap naar Troisvilles. Daar kregen we de eerste van 24 kasseienstroken voor de kiezen: de Pavé de Troisvilles. Met mijn ervaringen uit de Ronde van Vlaanderen in gedachten schakelde ik naar het grote blad, legde mijn handen boven op het stuur en reed op het midden van de strook. Groot probleem waren de renners die wat langzamer reden omdat ze op de smalle kasseienstrook vrijwel niet zijn te passeren, maar hoe langzamer je fietst hoe harder de klappen van de kasseien aankomen. Het was dus telkens kiezen om iemand snel aan de kant te passeren, met het risico van lekrijden of erger. Of er achter blijven hangen en dan de kasseien twee keer zo hard voelen.

Fietswinkel

De kasseistroken volgden elkaar hierna snel op. De renners werden bekeken door kinderen met grote plastic zakken, waarmee ze bidons, pompen, buitenbanden, binnenbanden en alles wat nog meer van die fiets kan lostrillen verzamelden. Ze moesten de volgende dag een goede fietswinkel kunnen beginnen, gezien hetgeen ik heb zien vallen. Zelf wist ik ternauwernood mijn buitenband te behouden toen deze nog slechts aan een draadje hing. De bananen gingen uit mijn shirt, de band er in.
Veel deelnemers reden waar het kon op de kantjes om zo de kasseien te vermijden. Ik probeerde zoveel mogelijk over de kasseien zelf te rijden omdat de kans op lekrijden aan de kant het grootst is. De negende strook, de Tranche d'Arenberg in het beruchte Bos van Wallers, besloot ik ook op die manier te nemen, maar na een paar honderd meter constateerde ik dat op die strook niet te fietsen viel. Ik week uit naar het modderpaadje langs de strook, waar ik weer heel goed moest uitkijken voor kuilen. En twee ruiters die me dwongen alsnog een stuk over de strook te rijden.

Niet veel later, op de Pavé de Hornaing, sloeg de pech toe. Ik zag een gat in de strook te laat en liep ondanks de 8 bar in de banden tegen een stootlek op. Gelukkig bleef het daarbij. Andere Championners waren minder gelukkig. De gelukkigen onder de ongelukkigen kampten met meerdere lekke banden, een kapotte fietscomputer, een kapotte derailleur of ander ongemak. Maar ze konden de tocht volbrengen. Dat gold niet voor degene wiens wiel dubbelkapte, degene van wie de zadelpen brak en degene van wie het frame in tweeën brak. Nota bene op de Pavé de Hem, nog geen zeven kilometer voor de finish.

Dieptepunt

Het zwaartepunt van de tocht lag op 15 kilometer voor het einde, waar de deelnemers binnen zes kilometer 5000 meter kasseien moesten overwinnen; de Pavé de Camphin van 1800 meter, de Carrefour de l'Abre van 2100 meter en de Pavé de Gruson van 1100 meter. En wat voor kasseien. Ze lagen er op de Camphin en de Gruson al beroerd bij, maar de Carrefour de l'Abre vormde het absolute dieptepunt. In de bus na afloop varieerden de theorieën over hoe deze strook was aangelegd. Een deelnemer hield het er op dat ze gewoon uit de hemel zijn gevallen, regelrecht de hel in. Een andere theorie luidde dat een vrachtwagen de kasseien ooit had uitgeladen, maar dat de stratenmakers waren vergeten het karwei af te maken. Feit was dat er niet over deze strook viel te fietsen, maar er was geen alternatief. Er waren vrijwel geen paadjes langs de kant en het maďsveld vormde voor de meeste deelnemers geen alternatief.

De enige beloning na deze waanzin vormde de wetenschap dat er nog maar twee stroken zouden volgen, met als eerste de Pavé de Hem van 1400 meter met op het eind het monument van Hennie Kuiper. Daar wachtte ik op mijn fietsmaat en besloot mijn bidon als eerbetoon bij het monument te zetten, maar toen ik wegreed, zag ik dat een jongetje het weggriste. Hij zal er ongetwijfeld blijer mee zijn dan Hennie Kuiper.

De laatste strook, de Pavé Charles Crupelandt, ligt in Roubaix zelf en is speciaal aangelegd als eerbetoon aan Parijs - Roubaix. Een onwaardig eerbetoon, want de kasseien liggen er zo goed bij dat het wel lijkt alsof je over asfalt rijdt. De beloning voor de deelnemers vormde het ererondje in het Vélodrome de Roubaix waar ook de profs finishen.

Crupelandt

Bij de bus druppelden de Championners binnen. Ieder met zijn of haar eigen verhaal, met zijn of haar verwinning over de kasseien. We mochten ons douchen in de antieke betonnen douches, waar ook de renners zich douchen. Het bleek een laatste beproeving omdat de douches ijskoud waren.

Ik zag dat mijn douchehokje is genoemd naar Charles Crupelandt, de man naar wie ook de laatste kasseienstrook is genoemd. Crupelandt won Parijs - Roubaix in 1912 en 1914. Op het moment van zijn overwinning wist hij nog niets van een 'Hel van het Noorden', het monument dat Parijs - Roubaix zou worden en het gegeven dat eens in de twee jaar duizenden wielertoeristen zich vrijwillig over 43 kilometer kasseien zouden laten jagen. Zijn hel lag nog voor hem. Crupelandt ging de Eerste Wereldoorlog in, kreeg een onderscheiding, maar weigerde daarna ooit nog te fietsen.