2004. Rechts zie ik een fietser het maďsveld
inschieten, links geeft een ander het op. Ondertussen wil ik
het uitschreeuwen. Mijn handen doen zoveel pijn dat ik mijn
stuur amper kan vasthouden. Maar ik trap door, stuiter
verder tot ik na 2100 meter eindelijk het einde van
Carrefour de l'Abre bereik. De vele toeschouwers schreeuwen
me over de laatste honderd meter heen. Dit is geen weg, dit
heeft niets met fietsen te maken, dit is absolute waanzin...
Dit is de Hel van het Noorden.
Bomkraters en
loopgraven inspireerden een journalist in 1919 de wedstrijd
Parijs - Roubaix om te dopen tot de 'Hel van het Noorden'.
De renners doorkruisten destijds een landschap dat de
littekens droeg van een oorlog waarin Duisters, Fransen,
Belgen en Britten elkaar vier jaar lang vanuit loopgraven
bestookten. Ze reden door verwoeste dorpen, kapotgeschoten
akkers en kadavers van koeien en varkens. De kasseienstroken
pasten perfect in dat decor.
Nu, 85 jaar later, zijn de bomkraters, de loopgraven en de
kadavers verdwenen. Ze maakten plaats voor
industrieterreinen en wuivende maďsvelden. Wat bleef waren
de kasseienstroken en het begrip 'Hel van het Noorden'. Dat
laatste is nu slechts nog de benaming van het parcours waar
renners de tweede zaterdag van april over heen worden
gejaagd; de kasseienstroken tussen Saint Quentin en Roubaix
die het uiterste van mens en materiaal vergen. Zeker als het
regent, de modder de kasseien spekglad maakt en de fietsen
vernielt. Legendarisch is de editie van 1994 die gebukt ging
onder hevige regenval. De Franse televisie kon vanaf 65
kilometer voor de finish geen koersbeelden meer uitzenden
omdat alle motoren het hadden begeven. De renners reden,
gleden en ploegden ondertussen voort.
Hemels
Eens in de
twee jaar kunnen duizenden toerders even een kijkje in de
hel nemen. De Velo Club de Roubaix Cyclotourimse organiseert
dan de 'Cyclo Parijs - Roubaix', die vrijwel hetzelfde
parcours volgt als dat van de profs. Ruim 2000 mensen -
onder wie 124 Championners - stonden 13 juni 2003 in
Cambronne Les Ribecourt aan de start voor de tocht over 261
kilometer. De omstandigheden waren eerder hemels dan hels.
De temperatuur was aangenaam, het was droog en er zou die
dag een voorzichtig zonnetje schijnen. Alleen de wind werkte
niet mee. Die waaide uit het noordwesten en zou die dag
flink aantrekken, wat betekende dat we 261 kilometer tegen
de wind in moesten fietsen.
De eerste honderd kilometer leidde ons door een aangenaam en
glooiend landschap naar Troisvilles. Daar kregen we de
eerste van 24 kasseienstroken voor de kiezen: de Pavé de
Troisvilles. Met mijn ervaringen uit de Ronde van Vlaanderen
in gedachten schakelde ik naar het grote blad, legde mijn
handen boven op het stuur en reed op het midden van de
strook. Groot probleem waren de renners die wat langzamer
reden omdat ze op de smalle kasseienstrook vrijwel niet zijn
te passeren, maar hoe langzamer je fietst hoe harder de
klappen van de kasseien aankomen. Het was dus telkens kiezen
om iemand snel aan de kant te passeren, met het risico van
lekrijden of erger. Of er achter blijven hangen en dan de
kasseien twee keer zo hard voelen.
Fietswinkel
De
kasseistroken volgden elkaar hierna snel op. De renners
werden bekeken door kinderen met grote plastic zakken,
waarmee ze bidons, pompen, buitenbanden, binnenbanden en
alles wat nog meer van die fiets kan lostrillen verzamelden.
Ze moesten de volgende dag een goede fietswinkel kunnen
beginnen, gezien hetgeen ik heb zien vallen. Zelf wist ik
ternauwernood mijn buitenband te behouden toen deze nog
slechts aan een draadje hing. De bananen gingen uit mijn
shirt, de band er in.
Veel deelnemers reden waar het kon op de kantjes om zo de
kasseien te vermijden. Ik probeerde zoveel mogelijk over de
kasseien zelf te rijden omdat de kans op lekrijden aan de
kant het grootst is. De negende strook, de Tranche
d'Arenberg in het beruchte Bos van Wallers, besloot ik ook
op die manier te nemen, maar na een paar honderd meter
constateerde ik dat op die strook niet te fietsen viel. Ik
week uit naar het modderpaadje langs de strook, waar ik weer
heel goed moest uitkijken voor kuilen. En twee ruiters die
me dwongen alsnog een stuk over de strook te rijden.
Niet veel later, op de Pavé de Hornaing, sloeg de pech toe.
Ik zag een gat in de strook te laat en liep ondanks de 8 bar
in de banden tegen een stootlek op. Gelukkig bleef het
daarbij. Andere Championners waren minder gelukkig. De
gelukkigen onder de ongelukkigen kampten met meerdere lekke
banden, een kapotte fietscomputer, een kapotte derailleur of
ander ongemak. Maar ze konden de tocht volbrengen. Dat gold
niet voor degene wiens wiel dubbelkapte, degene van wie de
zadelpen brak en degene van wie het frame in tweeën brak.
Nota bene op de Pavé de Hem, nog geen zeven kilometer voor
de finish.
Dieptepunt
Het
zwaartepunt van de tocht lag op 15 kilometer voor het einde,
waar de deelnemers binnen zes kilometer 5000 meter kasseien
moesten overwinnen; de Pavé de Camphin van 1800 meter, de
Carrefour de l'Abre van 2100 meter en de Pavé de Gruson van
1100 meter. En wat voor kasseien. Ze lagen er op de Camphin
en de Gruson al beroerd bij, maar de Carrefour de l'Abre
vormde het absolute dieptepunt. In de bus na afloop
varieerden de theorieën over hoe deze strook was aangelegd.
Een deelnemer hield het er op dat ze gewoon uit de hemel
zijn gevallen, regelrecht de hel in. Een andere theorie
luidde dat een vrachtwagen de kasseien ooit had uitgeladen,
maar dat de stratenmakers waren vergeten het karwei af te
maken. Feit was dat er niet over deze strook viel te
fietsen, maar er was geen alternatief. Er waren vrijwel geen
paadjes langs de kant en het maďsveld vormde voor de meeste
deelnemers geen alternatief.
De enige beloning na deze waanzin vormde de wetenschap dat
er nog maar twee stroken zouden volgen, met als eerste de
Pavé de Hem van 1400 meter met op het eind het monument van
Hennie Kuiper. Daar wachtte ik op mijn fietsmaat en besloot
mijn bidon als eerbetoon bij het monument te zetten, maar
toen ik wegreed, zag ik dat een jongetje het weggriste. Hij
zal er ongetwijfeld blijer mee zijn dan Hennie Kuiper.
De laatste strook, de Pavé Charles Crupelandt, ligt in
Roubaix zelf en is speciaal aangelegd als eerbetoon aan
Parijs - Roubaix. Een onwaardig eerbetoon, want de kasseien
liggen er zo goed bij dat het wel lijkt alsof je over asfalt
rijdt. De beloning voor de deelnemers vormde het ererondje
in het Vélodrome de Roubaix waar ook de profs finishen.
Crupelandt
Bij de bus
druppelden de Championners binnen. Ieder met zijn of haar
eigen verhaal, met zijn of haar verwinning over de kasseien.
We mochten ons douchen in de antieke betonnen douches, waar
ook de renners zich douchen. Het bleek een laatste
beproeving omdat de douches ijskoud waren.
Ik zag dat mijn douchehokje is genoemd naar Charles
Crupelandt, de man naar wie ook de laatste kasseienstrook is
genoemd. Crupelandt won Parijs - Roubaix in 1912 en 1914. Op
het moment van zijn overwinning wist hij nog niets van een
'Hel van het Noorden', het monument dat Parijs - Roubaix zou
worden en het gegeven dat eens in de twee jaar duizenden
wielertoeristen zich vrijwillig over 43 kilometer kasseien
zouden laten jagen. Zijn hel lag nog voor hem. Crupelandt
ging de Eerste Wereldoorlog in, kreeg een onderscheiding,
maar weigerde daarna ooit nog te fietsen.
|