wielerklassieker verslag
Parijs - Roubaix, 260 km |  Jacob Diepstra |
Een dokkertocht over eeuwenoude steenpaden |  publ. 1 dec 2005  |
 

Eens in de 2 jaar organiseert de Velo Club de Roubaix de tour versie van de klassieker Parijs-Roubaix. Tourclub Le Champion Amsterdam ging er dit jaar met drie bussen wielerliefhebbers heen. Onder hen veel ervaren klassiekerrijders. Milaan, Luik, Zurich, Dolomieten, alles hadden ze gereden. Maar Roubaix.…dat schrok hen toch wel af. En terecht.

Want ga maar na. Een tocht van ruim 260 km is te doen. De zwaarte zit hem echter in het parcours. Tamelijk vlak, maar in de laatste 150 km, 52 km nauwelijks begaanbare kasseipaden, verdeeld over 24 stroken variërend van 800 tot 5200 meter. Deze zijn extreem zwaar en vragen hun tol van rijder en materiaal. Voeg daarbij het vaak slechte voorjaarsweer en het is duidelijk waarom deze klassieker misschien wel de meest gevreesde en zwaarste ééndagskoers is. Hinault  (winnaar in 1981)  noemde het connerie - pure onzin. Indurain wilde hem nooit rijden. In het extreme zit natuurlijk het aan-sprekende en uitdagende van de tocht. Sommigen in onze bus zeggen er jaren naartoe te hebben geleefd.

De aanloop

Zondagmorgen 6 juni om 5 uur ga ik van start vanuit Compiègne, vlak onder Parijs. Ik weet niet echt waar ik aan begin. De afstand heb ik wel in de benen, maar hoe kom ik over de kasseien. Het weer is goed en dat is op dit parcours pure winst. Ik heb me voorgenomen tot de eerste kasseistrook, na 98 km, zonder tussenstop door te rijden. Deze kilometers gaan door een zeer wijds en voor mij toch stevig glooiend landschap met heel veel klimmetjes. De streek straalt bepaald geen rijkdom uit. In de toch wel aardige dorpen staan veel oude herdenkingsmonumenten, littekens uit een krijgshaftig ver verleden. Vervallen oorlogs-kerkhoven herinneren hier aan l'Enfer du Nord, de hel van het noorden. De eerste wereldoorlog.
 

Ballet Velo

Hoe noordelijker ik kom, des te kariger de dorpjes worden. Het landschap wordt schraler. Ik nader Troisville. De keien komen dichterbij. De eerste 100 km heb ik goed verteerd. Nu nog maar 160 km. Plotseling draait het parcours het dorp uit. Voordat ik het goed besef, zit ik midden in het akkerland op het eerste kasseipad tussen meters hoge bermen. Het ballet velo - zoals de franse deelnemers het noemen - kan beginnen. Ik voel een zekere ontlading over me komen. Dit is waar ik naartoe geleefd heb. Dit is waarvoor ik 3800 km heb getraind. In Drenthe ken ik de echte kinderkop-weggetjes rond Exloo en Borger nog goed. Daar heb ik een aantal keren getraind. Ik weet dus hoe het voelt, over een langere afstand flink door elkaar gerammeld te worden. Het zijn asfaltwegen vergeleken met wat ik nu mee maak. Veel keien liggen meer dan twee velgen uit elkaar. Vaak op hun kant met de scherpe rand omhoog. Sturen op de keien en passeren is nauwelijks te doen. Er is maar één mogelijkheid, recht vooruit. Naast de keien ligt hier en daar een smalle zandstrook. Iedereen wringt er naar toe. Een genot om daar even op te rijden. Tientallen drinkbussen, kilometertellertjes, pompen, zadeltasjes, alles wat niet aan de fiets is vast gesjord vliegt me om de oren.De kasseien aanvallen. Handen op het stuur. Groot schakelen. Ketting strak en zo hard mogelijk trappen. Dat waren de instructies van de ervaren reisleiding. En inderdaad, zo hotse-knots ik er het makkelijkst over. Het gaat echter wel hard op deze manier. Zo hard, dat het me op de hele slechte stukken te gevaarlijk wordt. Het kost me ook ontzettend veel kracht. Hoewel het minder prettig rijdt - maar wat is prettig in deze situaties - besluit ik na de derde kassei-strook kalmer aan te doen. Op de tussen liggende betere wegen komen de meeste een beetje op adem. Ik trek er dan wat harder aan. Op die manier blijf ik aardig op schema. Verder trekkend naar het noorden wordt het landschap vlakker en rauwer. De boeren-dorpen liggen er wezenloos en eentonig bij. Allemaal dezelfde typische donker rode baksteen huisjes. Ik kom in het grauwe mijnwerkersdorp Arenberg op het befaamde en inmiddels beschermde keienpad door het bos van Wallers. Dit is één van de beroerdste stroken. Toch geniet ik ervan als ik over zo'n strook rij die ik van de tv-koers herken. Hier lijkt het wel of het hele dorp is uitgelopen.

De kasseistroken komen nu frequenter. Ik kan het haast niet geloven, maar ze worden nog steeds slechter. De echte finale kan nu beginnen. Nog minder dan 100 km en nog 14 vervloekte keistroken te gaan. De zon verdwijnt achter de wolken en de wind steekt op. Laat het alsjeblieft droog blijven. Ik moet er niet aan denken hoe ik hier over een nat parcours moet rijden. De afstand en vooral de keien laten zich voelen. Bij elke volgende strook voel ik de kracht meer uit  mijn benen lopen. Het tempo zakt. Iedere steen gaat daardoor pijn doen. 25 km voor het eind ga ik echt door de Hel van het Noorden. De stroken bij Moulin de Vertain en Carrefour de l'Arbre. Een molen en een café, midden in niemandsland, 5100 meter achteloos neergekwakte keien die door de stratenmaker vergeten zijn. Heroïsche herkenningspunten uit de prof-koers. Het duurt een eeuwigheid voor ik er over heen ben. Maar als ik hier door ben, weet ik dat ik Roubaix ga halen.

Roubaix

De volgende stroken vallen in het niet bij alles wat ik heb meegemaakt. De laatste lange strook met het asfaltpaadje ernaast bij Hem herken ik van de beelden waar Hennie-Kuiper in 1983 met zijn wiel stond te zwaaien. In Roubaix volgt de beroemde draai vanaf de prachtige bomenlaan het wielerstadion in. Een sensationele beleving na deze mission imposible. Na de tocht mag ik douchen in het al net zo beroemde badhuis van het stadion. Wat heet, onder miezerige straaltjes spoel ik het stof van me af. Het heeft een sfeer die me het gevoel geeft dat er sinds de eerste Parijs-Roubaix in 1896 niets is veranderd. Behalve dat er warm water is aangelegd. De klus zit erop. De voldoening is zeeeeeer groot.

Allerlei

Materiaalpech is de grote risicofactor op deze tocht. Op de controleposten staan lange rijen bij de assistence technique. Gebroken kettingen. Veel spaakbreuken en kromme velgen. Ook heel veel derailleurs in het wiel. Zelfs een gebroken voorvork. Een Belg die zonder zadelpen de laatste 20 km moest afleggen. Mijn pech beperkt zich tot een gescheurde zadeltas. Direct op de eerste kasseien. Wel verloor ik daardoor mijn reserve banden en bandafnemers. Met bijna alle kasseien nog voor de boeg word je daar niet vrolijk van. Bij een antieke fietsenmaker, met een enorme pruttel in zijn schuur, kon ik dat gelukkig aan-vullen. Het mannetje heeft de omzet van het jaar op deze dag. Zoveel deelnemers die hier hun pech proberen te verhelpen. Of ik het nog een keer doe? Absoluut niet! Deze ervaring is genoeg om op verder te teren. Vooraf ben ik door (fiets)vrienden voor gek verklaard. Misschien moet je ook wel een beetje gek zijn. Wielergek. Tot slot de statistiek. Totaal 278 km afgelegd. 11.45 uur onderweg. 10.10 uur gefietst. Voorbereiding: 3800 km met 2 ritten over 250 km. Deelnemers: 1697, w.o. 202 Belgen, 156 Hollanders, 140 Italianen, 34 Spanjaarden, 45 Engelsen, 41 Duitsers. De laatste van onze bus komt een kwartier voor sluiting binnen, 19.45 uur, total loss.