Ruim vijftig deelnemers vertrokken 13 juli
2004 voor hun versie van de klassieker Parijs - Brussel, een
koers die vooral angst inboezemt vanwege de lengte van ruim
300 kilometer. De windrichting is de dag voor de koers het
meest besproken onderwerp, want is die tegen dan worden die
300 kilometer wel erg lang. Geen enkele Franse
televisiezender kan echter het antwoord geven.
Het is een
fantastisch gezicht als we na 100 kilometer Couchy le
Chateau binnenrijden. Boven ons zien we de muren van een oud
Middeleeuwse stadje. Natuurlijk leiden de pijlen ons naar
boven, naar de Haute Ville en het kasteel, waar de eerste
controlepost is. Die eerste honderd kilometer hebben we er
al flink wat hoogtemeters op zitten. Het parcours ging maar
op en neer met hier de daar een pittig klimmetje. Veel
stelde het allemaal niet voor, maar we zaten nog maar op
honderd kilometer en hadden er nog 200 te gaan. Als dat maar
goed gaat. "Hierna wordt het vlakker", zo stelde Tom
Zuijdervliet me gerust. Hij kreeg gelijk.
Tweederangs
Parijs -
Brussel is niet direct een klassieker die velen aanspreekt.
Zeker nu de UCI hem heeft gedegradeerd tot een tweederangs
wedstrijd. De koers die de profs in september rijden, kreeg
de kwalificatie 1.1 van de internationale wielerunie. Dat
wil zeggen: een eendagswedstrijd van de eerste categorie.
Dat klinkt goed, maar daarboven heb je nog de
buitencategorie met wedstrijden als de Waalse Pijl en Gent -
Wevelgem en de wedstrijden om de wereldbeker met alle grote
klassiekers.
Parijs - Brussel werd in 1937 voor het eerst verreden en
kent illustere winnaars, zoals Briek Schotte, Rik van
Steenbergen, Rik van Looy en Eddy Merckx. Dat was in de tijd
dat de wedstrijd nog aanzien had en de renners daadwerkelijk
van Parijs naar Brussel voerde. Dat is inmiddels niet meer
het geval. De profs starten in Soissons om 222 kilometer
later aan te komen in de Brusselse wijk Anderlecht. Wat dat
betreft hebben wij het een zwaarder. Onze versie start in
Magny-le-Hongre en eindigt ruim 300 kilometer later in de
Brusselse voorstad Halle. Vanaf Couchy le Chateau volgen de
prof- en de toerversie grote stukken hetzelfde parcours.
Noordwesten
Tegen. Zo
constateren de vijftig deelnemers die halfvijf bijeen
drommen op de parkeerplaats voor het hotel voor de start van
Parijs - Brussel. Ze hebben de wind tegen, maar dat blijkt
achteraf mee te vallen. De wind komt uit het noordwesten,
wat betekent dat we hem inderdaad schuin tegen hebben. Maar
het zal de hele dag niet hard waaien. Een andere meevaller
is het uitblijven van de regen. Na een verregende Grote
Herfstprijs, hoopten de deelnemers nu eens droog aan te
komen en dat zou inderdaad lukken.
Bossen
De eerste
honderd kilometer voeren ons via Meaux door de bossen van
het Foret de Retz naar het kasteeldorpje Couchy-le-Chatueau.
Het is een mooie omgeving, waar we een hoog tempo kunnen
rijden. Alleen de klimmetjes breken af en toe het ritme,
maar onze groep van bijna dertig man - bijna een peloton -
weet bij elkaar te blijven.
Na Couchy-le-Chatuea nemen de klimmen in lengte en hoogte af
en rijden. We rijden eerst door het Foret de St. Gobian om
vervolgens het Canal de la Sambre a l'Oise door een meer
landelijke omgeving te volgen. Links en rechts zien we
onmetelijke korenvelden. Het tempo blijft onverminderd hoog.
We bereiken de tweede controle op 160 kilometer in
Vadencourt nog steeds in een grote groep, maar daar blijft
een deel achter om wat te eten. Met z'n tienen zetten we de
tocht voort. We verlaten het Canal de la Sambre a l'Oise en
fietsen oostwaarts, even voelen we de wind in de rug.
Uiteindelijk bereiken we de tijdcontrole en derde
controlepost bij Solre le Chateau op 214 kilometer om een
uur of een. Ruim op tijd.
Abominabel wegdek
We passeren
de Belgische grens op 228 kilometer bij Cousolre. Een nietig
bordje maakt ons hierop attent. Dat kan iemand misschien
ontgaan, maar niet het abominabele wegdek. Het wordt weer
eens duidelijk hoe slecht onze zuiderburen de wegen
onderhouden.
De laatste 75 kilometer voeren ons door de streek tussen
Mons en Charleroi. We rijden over betonwegen met forse gaten
in het wegdek en krijgen ook weer enkele klimmetjes voor de
kiezen. Het stelt allemaal niet veel voor, maar met 250
kilometer in de benen moet ik afhaken bij de kopgroep.
Uiteindelijk bereik ik om halfvijf de sporthal in Halle, met
een gemiddelde van 29,4 kilometer per uur op de teller.
Een mooie tocht, zo concludeer ik met een bord pasta en een
glas Ciney Brun voor mijn neus. Afwisselend, niet echt zwaar
maar wel lang. Heel lang.
|