wielerklassieker verslag
Parijs - Brussel, 300 kilometer |  Martin Gerritsen  |
Donkere bossen, onmetelijke korenvelden en gatenwegen |  publ. 1 dec 2005  |

 

Ruim vijftig deelnemers vertrokken 13 juli 2004 voor hun versie van de klassieker Parijs - Brussel, een koers die vooral angst inboezemt vanwege de lengte van ruim 300 kilometer. De windrichting is de dag voor de koers het meest besproken onderwerp, want is die tegen dan worden die 300 kilometer wel erg lang. Geen enkele Franse televisiezender kan echter het antwoord geven.

Het is een fantastisch gezicht als we na 100 kilometer Couchy le Chateau binnenrijden. Boven ons zien we de muren van een oud Middeleeuwse stadje. Natuurlijk leiden de pijlen ons naar boven, naar de Haute Ville en het kasteel, waar de eerste controlepost is. Die eerste honderd kilometer hebben we er al flink wat hoogtemeters op zitten. Het parcours ging maar op en neer met hier de daar een pittig klimmetje. Veel stelde het allemaal niet voor, maar we zaten nog maar op honderd kilometer en hadden er nog 200 te gaan. Als dat maar goed gaat. "Hierna wordt het vlakker", zo stelde Tom Zuijdervliet me gerust. Hij kreeg gelijk.

Tweederangs

Parijs - Brussel is niet direct een klassieker die velen aanspreekt. Zeker nu de UCI hem heeft gedegradeerd tot een tweederangs wedstrijd. De koers die de profs in september rijden, kreeg de kwalificatie 1.1 van de internationale wielerunie. Dat wil zeggen: een eendagswedstrijd van de eerste categorie. Dat klinkt goed, maar daarboven heb je nog de buitencategorie met wedstrijden als de Waalse Pijl en Gent - Wevelgem en de wedstrijden om de wereldbeker met alle grote klassiekers.

Parijs - Brussel werd in 1937 voor het eerst verreden en kent illustere winnaars, zoals Briek Schotte, Rik van Steenbergen, Rik van Looy en Eddy Merckx. Dat was in de tijd dat de wedstrijd nog aanzien had en de renners daadwerkelijk van Parijs naar Brussel voerde. Dat is inmiddels niet meer het geval. De profs starten in Soissons om 222 kilometer later aan te komen in de Brusselse wijk Anderlecht. Wat dat betreft hebben wij het een zwaarder. Onze versie start in Magny-le-Hongre en eindigt ruim 300 kilometer later in de Brusselse voorstad Halle. Vanaf Couchy le Chateau volgen de prof- en de toerversie grote stukken hetzelfde parcours.

Noordwesten

Tegen. Zo constateren de vijftig deelnemers die halfvijf bijeen drommen op de parkeerplaats voor het hotel voor de start van Parijs - Brussel. Ze hebben de wind tegen, maar dat blijkt achteraf mee te vallen. De wind komt uit het noordwesten, wat betekent dat we hem inderdaad schuin tegen hebben. Maar het zal de hele dag niet hard waaien. Een andere meevaller is het uitblijven van de regen. Na een verregende Grote Herfstprijs, hoopten de deelnemers nu eens droog aan te komen en dat zou inderdaad lukken.

Bossen

De eerste honderd kilometer voeren ons via Meaux door de bossen van het Foret de Retz naar het kasteeldorpje Couchy-le-Chatueau. Het is een mooie omgeving, waar we een hoog tempo kunnen rijden. Alleen de klimmetjes breken af en toe het ritme, maar onze groep van bijna dertig man - bijna een peloton - weet bij elkaar te blijven.
Na Couchy-le-Chatuea nemen de klimmen in lengte en hoogte af en rijden. We rijden eerst door het Foret de St. Gobian om vervolgens het Canal de la Sambre a l'Oise door een meer landelijke omgeving te volgen. Links en rechts zien we onmetelijke korenvelden. Het tempo blijft onverminderd hoog.

We bereiken de tweede controle op 160 kilometer in Vadencourt nog steeds in een grote groep, maar daar blijft een deel achter om wat te eten. Met z'n tienen zetten we de tocht voort. We verlaten het Canal de la Sambre a l'Oise en fietsen oostwaarts, even voelen we de wind in de rug. Uiteindelijk bereiken we de tijdcontrole en derde controlepost  bij Solre le Chateau op 214 kilometer om een uur of een. Ruim op tijd.

Abominabel wegdek

We passeren de Belgische grens op 228 kilometer bij Cousolre. Een nietig bordje maakt ons hierop attent. Dat kan iemand misschien ontgaan, maar niet het abominabele wegdek. Het wordt weer eens duidelijk hoe slecht onze zuiderburen de wegen onderhouden.

De laatste 75 kilometer voeren ons door de streek tussen Mons en Charleroi. We rijden over betonwegen met forse gaten in het wegdek en krijgen ook weer enkele klimmetjes voor de kiezen. Het stelt allemaal niet veel voor, maar met 250 kilometer in de benen moet ik afhaken bij de kopgroep. Uiteindelijk bereik ik om halfvijf de sporthal in Halle, met een gemiddelde van 29,4 kilometer per uur op de teller.

Een mooie tocht, zo concludeer ik met een bord pasta en een glas Ciney Brun voor mijn neus. Afwisselend, niet echt zwaar maar wel lang. Heel lang.