De straat
veranderde in een kolkende modderstroom. Het water beukte
door de goten en overspoelde de kleine landweggetjes. Gaten
in de wegen werden plotsklaps onzichtbaar, markeringen en
pijlen verdwenen onder een laag modder. Voor me duikelden
renners over elkaar heen omdat de modder een gat in de weg
had verborgen. Ternauwernood kon ik ze ontwijken en
ploeterde voort door de stromende regen.
Een eitje zou het worden. Hans
Tesselaar, Frank Duivenvoorden en ik hadden drie weken
eerder de Ronde van Vlaanderen gereden, waarvan de 'Omloop
Het Volk' algemeen wordt gezien als het stiefzusje. Een
vergelijking tussen die twee wielerwedstrijden is ook
onontkoombaar, alleen al vanwege het feit dat 'De Omloop'
vlak na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan als tegenhanger
van 'De Ronde'. Tijdens de Duitse bezetting bleef 'Het
Nieuwsblad' - de organisator van 'De Ronde' - verschijnen en
'De Ronde' ging tijdens die bezetting gewoon door. Dat
riekte naar collaboratie. Het concurrerende dagblad 'Het
Volk' kwam daarom met de 'Omloop van Vlaanderen' als
tegenhanger van 'De Ronde'. 'De Ronde' was op dat moment
echter al zo'n instituut dat de concurrentie gedoemd was te
mislukken. Zeker toen de rechter de naam 'Omloop van
Vlaanderen' verbood omdat deze teveel leek op de 'Ronde van
Vlaanderen'. Zo ontstond de 'Omloop Het Volk'.
Aansprekend
Hoewel 'Omloop Het Volk' niet
meetelt voor de wereldbeker is het wel degelijk een
aansprekende klassieker. Vooral omdat met deze wedstrijd het
Belgische wielerseizoen wordt geopend. 'De Omloop' voert de
rijders voor een belangrijk deel over hetzelfde parcours als
'De Ronde van Vlaanderen': de Belgische kuststreek en de
Vlaamse Ardennen. Een vergelijking wat betreft de zwaarte
valt uit in het nadeel van 'De Omloop'. 'De Ronde' voert
over bijna dertig kilometer kasseien, 'De Omloop' over
dertien kilometer, 'De Ronde' telt negentien beklimmingen,
'De Omloop' veertien, 'De Ronde' heeft een lengte van 255
kilometer, 'De Omloop' van 210 kilometer. Maar misschien het
belangrijkste is nog wel dat het zware deel van de 'Ronde
van Vlaanderen' pas na 160 kilometer begint, terwijl je bij
'De Omloop' na 100 kilometer het zwaarste deel al weer
achter de rug hebt.
We arriveerden dan ook vol goede moed in het
Championnerhotel in Gent, waar Tom Zuijdervliet ons
opwachtte en Gerrit van Loo aan de bar nog wat tips gaf. Le
Champion is traditioneel de buitenlandse vereniging die met
de meeste leden deelneemt aan 'De Omloop'. Een prestatie die
jaarlijks wordt beloond met een imposante beker.
Een eitje, zo was ons verteld,
maar dat wil niet zeggen dat 'De Omloop' nu echt een lichte
tocht is. Na 25 kilometer kregen we de eerste
kasseienstrook. En wat voor een. De Huisepontweg bij
Wannegem is een belediging voor het beroep stratenmaker. Het
moet een hele kunst zijn geweest om de kasseien zo slecht te
leggen. Ik stuiterde met m'n negentig kilo alle kanten op.
Weer 25 kilometer verder doemde de Kluisberg op, een berg
met een gemenigheidje. Want waar je bij de 'Ronde van
Vlaanderen' halverwege weer naar beneden mag, moet je deze
berg bij 'De Omloop' tot de top beklimmen; een klim van 1800
meter met een gemiddeld stijgingspercentage van 6,3 procent
en een maximum van 17 procent.
De klimmetjes volgen elkaar vervolgens in hoog tempo op en
vond na 100 zijn apotheose te vinden in de 'Muur van
Geraardsbergen', een klim van 1000 meter met een gemiddelde
stijging van 9,2 en een maximale stijging van 20 procent.
De meeste klimmetjes kenden we al van de 'Ronde van
Vlaanderen', maar het weer zorgde voor een extra dimensie.
De druilerige regen maakte de kasseien spekglad. “Blijf
vooral zitten”, hadden Gerrit van Loo nog tegen me gezegd.
“Hou druk op het achterwiel, anders ga je bij glad weer
geheid onderuit.” Het was geen onzin, ondervond ik al snel.
Op de Kluisberg stond ik op het steilste stuk op de pedalen,
maar juist daar liepen dwars over de weg twee
kasseiengootjes van twee steentjes breed. Het was genoeg om
op weg te glijden. Ternauwernood bleef ik op m'n fiets
zitten.
Wijs geworden bleef ik op de Oude Kwaremont zitten, maar ik
voelde mijn achterwiel alle kanten op glijden. Met kunst- en
vliegwerk wist ik mijn fiets overeind te houden op de
kasseienklim van de Kalkhoveberg. Op zich een klim van niets
- 14 procent over 100 meter - maar bij nat vergt hij het
uiterste van het evenwichtsgevoel. Bij de Muur van
Geraardsbergen ging het mis. Mijn wiel gleed weg op het
steilste stuk, maar het lukte me gelukkig weer op de fiets
te springen en fietsend boven te komen.
Voldaan bereikten we de controle
bij Schendelbeke. Ook daar leek het in het café weer een
reünie van Championners. We zaten nu op de helft van de
tocht en hadden weliswaar nog zeven klimmetjes en twee lange
kasseienstroken voor de boeg, maar het zwaarste was achter
de rug. Het was nu nog een kwestie van even uitrijden…
En toen barstte de hemel open. Het water zocht zich kolkend
een weg over de modderige boerenpaadjes. Een valpartij sloeg
onze groep uit elkaar, maar gelukkig wist ik Hans en Frank
weer op te pikken. De regen eiste inmiddels zijn tol. Frank
was zonder regenjack door- en doornat geworden en dreigde
onderkoeld te raken. Ik had gelukkig nog een extra
windstopper onder mijn regenjas, zodat we boven op een berg
in de stromende regen onze kleding uitwisselden.
En de regen bleef maar vallen. We snakten naar de volgende
controle om een beetje op te warmen, maar misten tot
overmaat van ramp een van de pijlen waardoor we de
Boigneberg beklommen, terwijl we de Varent moesten
beklimmen. Uiteindelijk bereikten we de controle van de
Brouwerij Roman waar we een Ename Blond of Dubbel kregen
aangeboden en dat was nou net niet hetgeen waar we op dat
moment op zaten te wachten.
Frank had inmiddels het
thuisfront gebeld om moed te verzamelen. Hij hoorde dat het
in Noord-Holland fantastisch weer was en sprong van ellende
weer op de fiets om vrijwel direct de kasseienstrook van de
Haaghoek te bestormen. Het werkte als een verwarming. De
moed keerde terug en Frank dacht zelfs een stukje blauw aan
de hemel te ontdekken.
Ondertussen eiste het schurende mengsel van water en fijne
modder zijn tol: Franks en mijn remblokjes zaten er finaal
doorheen, net zoals van vele andere renners. We waren nu
gedwongen uiterst voorzichtig af te dalen. Het laatste
vlakke stuk langs de Schelde was dan ook een verademing.
Daar konden we even voluit rijden om de doornatte Ruud van
der Velde te passeren.
De douches bij de roeibaan vormden na 210 kilometer een
verademing, net als de Ename Dubbel. En alsof de Goden er
mee speelden, brak uiteindelijk ook de zon door. “Een mooie
tocht”, concludeerde Hans. “Een hele mooie tocht”, viel
Frank hem bij. “Mooier dan 'De Ronde', want je rijdt op
allemaal mooie binnenweggetjes. Je kunt hier echt genieten.”
Frank: “Alleen moet het weer een beetje mee zitten.”
Tevredenheid alom. Behalve misschien bij Tom Zuijdervliet.
Le Champion had dit jaar namelijk niet de beker gekregen
voor de buitenlandse vereniging met de meeste deelnemers en
de buitenlandse vereniging die van het verst komt. “Ja”, had
de vertegenwoordigster van de organiserende vereniging
Hijftespurters gezegd. “Jullie winnen die bekers toch elk
jaar. Dus we hebben besloten hem dit jaar maar niet meer te
geven.
|