2010.
*Klik* * Klik* in de pedalen, nog een laatste “ik bel je
bij de eerste bevoorradingspost” en Tilff Bastogne Tilff
2010 is officieel begonnen. Als een kleine jongen die voor
het eerst alleen naar school mag lopen kijk ik nog éénmaal
achterom en zwaai ik naar m’n moedertje. Enigszins huiverig
kijk ik naast me. Ditmaal geen grote broer aan m’n zijde om
bij te springen als het onverhoopt mis gaat. Het is
begonnen, en ik zal het alleen moeten doen.
In aanloop naar
Luik Bastenaken Luik in augustus leek
Tilff Bastogne Tilff me, mede vanwege het overeenkomende
parcours, de ideale gelegenheid om te kijken of ik qua
training en krachtontwikkeling op schema lig. Vandaag is
weliswaar ruim 100 kilometer minder dan de 245 kilometer die
ik in augustus moet doen, maar de cols zijn grotendeels
hetzelfde. Vandaag is mijn eerste officiële testcase en zal
ik ondervinden of al die uren ploeteren in de sportschool,
glibberen en glijden op half bevroren wegen en van mijn
fiets geblazen worden op de Noord-Hollandse dijken genoeg is
om een groot aantal cols van aanzienlijk kaliber aan te
kunnen. Een spannende dag, wat m’n hartslagmeter bevestigt:
95 slagen per minuut terwijl ik nog geen millimeter gefietst
heb. Dat belooft wat….
De tocht
begint met een afdaling naar Tilff, waar de officiële
startstreep is getrokken. Ondanks alle verzoeken van de
organisatie om de verkeersregels de respecteren besluit een
fors aantal deelnemers anders. Bij het naderen van de eerste
voorrangsweg van de dag lijkt het me niet onverstandig om te
remmen voor de auto die van rechts komt. Direct hoor ik
achter me gevloek en een “niet remmen in een afdaling”.
Ik zie iemand voorbijschieten en ondersteboven op z’n
koksnoot op de motorkap van de auto eindigen. Tegen domheid
blijkt geen kruid gewassen.
Vanuit
Tilff volgt een vlak stuk dat zich mooi leent om even warm
te rijden. De eerste zenuwen zijn weg en m’n hartslag kan nu
langzaamaan omhoog gebracht worden door het beentempo
gestaag te verhogen. Ik vind groepje dat een mooi tempo
rijdt en rijd met hen richting Aywaille, waar de
Côte de Chambralles als eerste klim op ons ligt te
wachten. Ik zie groepjes renners in treintjes voorbijrazen,
wat deels indrukwekkend en deels naïef overkomt. Het belooft
25 graden te worden en er liggen nog 11 cols voor ons – als
een malle uit de start wegspurten zou zich in de loop van de
dag wel eens kunnen wreken. Maar goed, ieder voor zich, ik
zit best in een groepje Brabanders die ik alles behalve
versta. Ook niet ongezellig...
In de
verte zie ik de eerste verkeersregelaar. Daar moet de
Chambralles dus beginnen. Vanochtend bij het ontbijt
vertelde iemand me dat “dit een mooie klim is om op te
warmen”. Ik weet nog steeds niet precies wat hij
bedoelde, maar zijn ingehouden gegrinnik verontruste me
ietwat. Voor de zekerheid schakel ik maar een tandje terug.
Het
routebord meldt 9,2 procent gemiddelde stijging met een
maximum dat tegen de 20 procent aanloopt. Ik rijd redelijk
soepel omhoog. De Chambralles blijkt een simpele col: hij is
meedogenloos steil, op het volgende stuk meedogenloos steil
en aan het einde is ‘ie meedogenloos steil. Hier dus geen
ruimte voor verwarring. In de haarspeldbocht naar rechts
neem ik voor de zekerheid de buitenbocht, waarbij het me net
aan lukt om de tenen van wat publiek niet in te korten. Ik
zie om me heen nogal wat mensen ploeteren en bedenk me dat
ik hier tussenuit moet om niet onderuit gekegeld te worden
door omvallende renners. Ik ga staan en geef wat gas bij,
laat de bomen achter me, kom op het open stuk in de zon en
ben boven. Hier zie ik een aantal van de treintjes die zo
hard startte hijgend over hun stuur gebogen staan. Maar mooi
hard gestart dat ze zijn….
De
volgende cols geven me de tijd om de pracht van de omgeving
te zien. De
Côte de Werbomont en
l’Ancienne Barrière zijn van een prachtige lengte en
lopen met hun 4 tot 6 procent heerlijk gestaag omhoog. De
mouwstukken gaan in de zak en ik geniet van het fantastische
weer. De spanning is volledig weg – op dit moment is er
alleen nog maar ruimte om te genieten.
De
afdaling van l’Ancienne Barrière loopt dusdanig mooi dat ik
mijn trouwe Koga voluit kan laten lopen. De wind fluit in
mijn oren en mijn computer laat snelheden zien die mij
normaal gesproken mijn rijbewijs zouden kosten. Als m’n
moeder dit ziet krijg ik huisarrest ben ik bang. Het
genieten duurt echter niet zo lang als ik zou willen. We
zijn in Wallonië, dus voor me duikt plots een enorm gat in
de weg op. Uitwijken is doorgaans niet slim, en remmen ook
niet. Dan maar er door heen. Ik hoor twee knallen en wat
gestuiter. Tot mijn verbazing ben ik dit niet zelf – enige
seconde later zit ik namelijk nog op mijn fiets. Dan maar
eens omlaag kijken. Benen?: <check> Ketting?: <
check> Zadeltasje?: < check >. Telefoon: <
check > Bidons?: <check> en <che….>…. k*t.
M’n
voorste bidon is weg. Vandaag moest de eerste test zijn voor
een race op enkel vloeibaar voedsel, dat plan kan alvast de
prullenbak in. Ik heb voor de zekerheid wel repen en
gelletjes mee, maar hoe ga ik voorkomen dat ik uitdroog en
de man met de hamer van me afhouden? Ik kijk op de
routekaart en zie dat de eerste bevoorrading op 20 kilometer
is. Ik moet de
St. Jacques en de
Wanne nog op. Dit gaat lastig worden, temeer omdat m’n
andere fles al leeg is. In de klim van de St. Jacques (een
juweel) vraag ik in m’n beste Frans of ik wat water van
iemand mag hebben. Wellicht vindt mijn redder mijn angstige
blik wat aandoenlijk, want ik krijg driekwart fles. Met een
“thank you”, “buenos dias” en “arrivederci”
neem ik in m’n beste Frans afscheid. We kunnen door!
De
afdaling van de Wanne is technisch, moeilijk en op sommige
stukken doodeng. Het feit dat er nogal wat renners zijn die
dalen als een drol maakt het niet makkelijker – alleen is
het hier al doodeng, laat staan nu er extra obstakels zijn.
Daarnaast zijn er nogal wat bochten waar zand in ligt, wat
het ook niet makkelijker maakt. Ik ben blij als ik beneden
ben. De volgende dag hoor ik dat verschrikkelijke dingen
hebben plaatsgevonden op de flanken van deze reus, iets wat
moeilijk te rijmen is met het genot van zo een mooie dag.
Met één
volle fles, een halve banaan en twee bekertjes isostar bij
de bevoorrading kan ik er weer even tegenaan. Opnieuw ligt
een pareltje van een klim op ons te wachten:
de Côte d’Amermont. Op kuitenbijters.com had ik reeds
gelezen dat een triple hier geen luxe maar een noodzaak is,
en ik schakel alvast terug. We draaien de klim op en ik hoor
om me heen alleen maar gepiep van hartslagmeters die over de
zeik gaan. En dan beginnen we pas…
Om me
heen zie ik direct meerdere renners die bekeken zijn. Zij
zitten te zwaar om nog op tijd terug te kunnen. In plaats
van uit te klikken blijven ze het toch proberen, en enkelen
van hen eindigen ondersteboven op de kokosnoot. Ik zit vrij
goed, en na het eerste steile stuk durf ik zelfs op te
schakelen. Eén nanoseconde later scheld ik mezelf uit
vanwege deze naïviteit – het tweede steile stuk komt nu
dubbel zo hard aan. “Terugschakelen, stil zitten en kop
houden, dan gaat het misschien voorbij”denk ik bij
mezelf... De bocht draait naar links, waar ik tot mijn grote
schrik zie dat we nog verder klimmen. Ik hoor gierende
longen en jammerende derailleurs om me heen, en vraag me af
of ik blij ben dat ik niet weet waar dit eindigt of juist
niet. Nog een bocht naar rechts, dan naar links en plots zie
ik renners langs de kant staan en een poging doen hun
ingewanden binnen te houden. Dit betekent doorgaans dat we
er zijn. Ik werp een blik achterom en zie weinig
vreugdevolle taferelen: wat een beul is deze col! Maar ook
deze zijn we over, op naar de
Rosier!
We rijden
over vals plat naar beneden, om bij de voet van de Rosier
aan te komen. Deze col heb ik meermaals van verschillende
kanten beklommen, behalve van deze kant. Het routebord
vermeldt 4500 meter klim met een gemiddeld
stijgingspercentage van 5,6 procent en een maximum van 12
procent. Gestaag draai ik in een hoog beentempo omhoog. Op
de macht rijden durf ik niet, er zijn mij te veel
verrassende heuvels hier en ik wil m’n krachten een beetje
sparen. Het valt me op hoezeer ik geniet, en hoeveel mensen
ik inhaal die dat al lang niet meer doen. Ik zie menigeen
met snot uit de snuit en hersenen uit de oren omhoog
ploeteren. Doseren blijkt toch een kunst.
Bovenop
de Rosier doe ik het shirt dicht, om aan de mooie lange
afdaling richting Stoumont te beginnen. Hier aangekomen voel
ik me op “home ice”. Dit gebied heb ik meermaals verkend, en
de wegen hier ken ik op mijn duimpje. Ik durf, mede gezien
de afstand die we al afgelegd hebben, gas te geven en kom in
een mooie trein terecht. Ik besluit even te kijken hoe de
benen zijn, wat misschien niet heel verstandig is gezien het
feit direct niemand meer overneemt. Nou ja, dan maar even
doortrekken tot Remouchamps. Met een gangetje van tegen de
40 kilometer per uur scheuren langs de rivier, tot we de
brug boven Remouchamps zien opdoemen. Ik ben blij met de
bevoorrading, want door al dat gebluf beginnen m’n benen
flink te branden. Snel de bidon vullen, alvorens we via de
brug bij de voet van de wellicht meest gevreesde col van
vandaag komen:
La Redoute. Ik hoor om me heen verontrusting bij de
mensen die de col niet kennen. Links en rechts razen er
mensen voorbij, denkend dat het vals plat tussen de huizen
de col al is. Nog één bocht naar rechts en het begint
richting het viaduct serieus omhoog te lopen. Hier zie ik al
mensen afstappen – de echte col moet nog beginnen! Ik hoor
hartslagmeters piepend aangeven dat er in het rood gegaan
wordt. Desondanks blijven de eigenaren van deze computers en
harten versnellen. “Ik zie jullie halverwege wel”
denk ik bij mezelf.
Na het
viaduct draaien we naar rechts, richting de snelweg. Hier
vindt al een flinke schifting plaats. Ik leer ter plekke in
verschillende talen nieuwe scheldwoorden bij. Educatief
dagje! Het lukt me om te blijven zitten, tot het befaamde
bordje “La Redoute” bereikt wordt. Hier komen nog meer
renners in de problemen. Ik kijk langs de weg omhoog, en
vraag in gedachten aan de berg om me te sparen. We zijn
immers dikke maatjes en we hebben elkaar in september en
april al mogen testen. Toen ging het vrij goed, maar hoe
gaat dat vandaag met deze temperaturen en de eerder gedane
cols in de benen?
Bij het
eerste steile stuk merk ik dat ik nog steeds zit, tot het
punt waar we met 21 procent beginnen te stijgen. Hier ga ik
staan, en kom ik erachter hoeveel ik nog over heb. Het vlakt
af naar 10-11 procent, ik ga weer zitten en schakel op. Het
tweede stuk ken ik goed, hier zal ik eens even een poepie
laten ruiken. Ik heb niet voor niets deze berg zo vaak
getraind. La Redoute is mijn vriendin en dat moet iedereen
zien. Ik ga staan en geef gas. Er knalt muziek vanaf de
RedBull-stand in m’n oren en ik hoor geschreeuw. Er staat
vrij veel publiek: “Allez, Allez”, “Come on!”
en oud-Hollandsch “Hup Hup”. Op de weg lees ik “VDB
come back” en “Phil Phil Phil Phil”. Ik adem een
vlaag rook van een barbecue in, wat me niet bevalt:
vegetariërs houden niet van braadworst! Voor een vriendin
doet de berg me toch wel veel pijn. Afstappen is echter geen
optie – niemand wil uitgelachen worden door een bergflank
vol met mensen. “Pijn is tijdelijk” denk ik bij
mezelf, en ik beuk door. Voor m’n gevoel komt m’n hart door
m’n oren naar buiten. Ik hoop maar dat het zweet is dat
langs m’n hoofd en oren naar beneden druppelt, en dat het
niet m’n hersenen zijn die vloeibaar zijn geworden. M’n
benen staan nu echt in de fik, en m’n hart beukt in m’n
borst. Misschien toch iets te enthousiast geweest?
Plots
voel ik niets meer - geen weerstand, niets. Ik kijk
verschrikt naar m’n ketting, angstig dat deze er af ligt of
gebroken is. Dit is niet het geval. Ik zie renners en
publiek aan weerszijden van de weg staan, en de pijn neemt
af. Dat kan maar één ding betekenen: ik ben boven! In volle
vaart rijd ik door, naar rechts, stukje omlaag en richting
Sprimont. Via de Hornay moeten we naar Tilff. Het is hier
een slagveld. Plukjes renners, renners alleen, gerochel en
geproest, overal gepiep, gehijg en gekraak. Wat de Redoute
al niet teweeg kan brengen…
Via de
Hornay rijden we naar Tilff. Ik stempel voor de laatste
maal en rijd snel door het centrum richting de laatste col
van vandaag: de
Boncelles. Hier peddel ik rustig naar boven, geen kracht
of fut meer om echt vol te gaan. De boog komt in zicht en ik
word wat emotioneel, beseffend dat al het gezeik met m’n
knie me vandaag niet heeft gehinderd, die trainingsuren met
-8 graden in m’n eentje op de ringdijk zich uitbetalen en ik
een stapje dichter bij het uiteindelijke doel ben.
Bij de
finish staat m’n moedertje: “Hoe was je dag jongen?”.
M’n eerste echte schooldag alleen heb ik overleefd. Ik kijk
om me heen of m’n broer al thuis is en klaar is om buiten te
spelen. |