wielerklassieker verslag
Luik-Bastenaken-Luik, 140 kilometer |  Quirijn Teunissen |

Voor het eerst alleen naar school & Braadworst op de Redoute

|  publ. 7 jun 2010  |
 

2010. *Klik* * Klik* in de pedalen, nog een laatste “ik bel je bij de eerste bevoorradingspost” en Tilff Bastogne Tilff 2010 is officieel begonnen. Als een kleine jongen die voor het eerst alleen naar school mag lopen kijk ik nog éénmaal achterom en zwaai ik naar m’n moedertje. Enigszins huiverig kijk ik naast me. Ditmaal geen grote broer aan m’n zijde om bij te springen als het onverhoopt mis gaat. Het is begonnen, en ik zal het alleen moeten doen.

In aanloop naar Luik Bastenaken Luik in augustus leek Tilff Bastogne Tilff me, mede vanwege het overeenkomende parcours, de ideale gelegenheid om te kijken of ik qua training en krachtontwikkeling op schema lig. Vandaag is weliswaar ruim 100 kilometer minder dan de 245 kilometer die ik in augustus moet doen, maar de cols zijn grotendeels hetzelfde. Vandaag is mijn eerste officiële testcase en zal ik ondervinden of al die uren ploeteren in de sportschool, glibberen en glijden op half bevroren wegen en van mijn fiets geblazen worden op de Noord-Hollandse dijken genoeg is om een groot aantal cols van aanzienlijk kaliber aan te kunnen. Een spannende dag, wat m’n hartslagmeter bevestigt: 95 slagen per minuut terwijl ik nog geen millimeter gefietst heb. Dat belooft wat….   

De tocht begint met een afdaling naar Tilff, waar de officiële startstreep is getrokken. Ondanks alle verzoeken van de organisatie om de verkeersregels de respecteren besluit een fors aantal deelnemers anders. Bij het naderen van de eerste voorrangsweg van de dag lijkt het me niet onverstandig om te remmen voor de auto die van rechts komt. Direct hoor ik achter me gevloek en een “niet remmen in een afdaling”. Ik zie iemand voorbijschieten en ondersteboven op z’n koksnoot op de motorkap van de auto eindigen. Tegen domheid blijkt geen kruid gewassen. 

Vanuit Tilff volgt een vlak stuk dat zich mooi leent om even warm te rijden. De eerste zenuwen zijn weg en m’n hartslag kan nu langzaamaan omhoog gebracht worden door het beentempo gestaag te verhogen. Ik vind groepje dat een mooi tempo rijdt en rijd met hen richting Aywaille, waar de Côte de Chambralles als eerste klim op ons ligt te wachten. Ik zie groepjes renners in treintjes voorbijrazen, wat deels indrukwekkend en deels naïef overkomt. Het belooft 25 graden te worden en er liggen nog 11 cols voor ons – als een malle uit de start wegspurten zou zich in de loop van de dag wel eens kunnen wreken. Maar goed, ieder voor zich, ik zit best in een groepje Brabanders die ik alles behalve versta. Ook niet ongezellig...

In de verte zie ik de eerste verkeersregelaar. Daar moet de Chambralles dus beginnen. Vanochtend bij het ontbijt vertelde iemand me dat “dit een mooie klim is om op te warmen”. Ik weet nog steeds niet precies wat hij bedoelde, maar zijn ingehouden gegrinnik verontruste me ietwat. Voor de zekerheid schakel ik maar een tandje terug.

Het routebord meldt 9,2 procent gemiddelde stijging met een maximum dat tegen de 20 procent aanloopt. Ik rijd redelijk soepel omhoog. De Chambralles blijkt een simpele col: hij is meedogenloos steil, op het volgende stuk meedogenloos steil en aan het einde is ‘ie meedogenloos steil. Hier dus geen ruimte voor verwarring. In de haarspeldbocht naar rechts neem ik voor de zekerheid de buitenbocht, waarbij het me net aan lukt om de tenen van wat publiek niet in te korten. Ik zie om me heen nogal wat mensen ploeteren en bedenk me dat ik hier tussenuit moet om niet onderuit gekegeld te worden door omvallende renners. Ik ga staan en geef wat gas bij, laat de bomen achter me, kom op het open stuk in de zon en ben boven. Hier zie ik een aantal van de treintjes die zo hard startte hijgend over hun stuur gebogen staan. Maar mooi hard gestart dat ze zijn….

De volgende cols geven me de tijd om de pracht van de omgeving te zien. De Côte de Werbomont en l’Ancienne Barrière zijn van een prachtige lengte en lopen met hun 4 tot 6 procent heerlijk gestaag omhoog. De mouwstukken gaan in de zak en ik geniet van het fantastische weer. De spanning is volledig weg – op dit moment is er alleen nog maar ruimte om te genieten.  

De afdaling van l’Ancienne Barrière loopt dusdanig mooi dat ik mijn trouwe Koga voluit kan laten lopen. De wind fluit in mijn oren en mijn computer laat snelheden zien die mij normaal gesproken mijn rijbewijs zouden kosten. Als m’n moeder dit ziet krijg ik huisarrest ben ik bang. Het genieten duurt echter niet zo lang als ik zou willen. We zijn in Wallonië, dus voor me duikt plots een enorm gat in de weg op. Uitwijken is doorgaans niet slim, en remmen ook niet. Dan maar er door heen. Ik hoor twee knallen en wat gestuiter. Tot mijn verbazing ben ik dit niet zelf – enige seconde later zit ik namelijk nog op mijn fiets. Dan maar eens omlaag kijken. Benen?: <check>  Ketting?: < check> Zadeltasje?: < check >. Telefoon: < check > Bidons?: <check> en <che….>…. k*t.

M’n voorste bidon is weg. Vandaag moest de eerste test zijn voor een race op enkel vloeibaar voedsel, dat plan kan alvast de prullenbak in. Ik heb voor de zekerheid wel repen en gelletjes mee, maar hoe ga ik voorkomen dat ik uitdroog en de man met de hamer van me afhouden? Ik kijk op de routekaart en zie dat de eerste bevoorrading op 20 kilometer is. Ik moet de St. Jacques en de Wanne nog op. Dit gaat lastig worden, temeer omdat m’n andere fles al leeg is. In de klim van de St. Jacques (een juweel) vraag ik in m’n beste Frans of ik wat water van iemand mag hebben. Wellicht vindt mijn redder mijn angstige blik wat aandoenlijk, want ik krijg driekwart fles. Met een “thank you”, “buenos dias” en “arrivederci” neem ik in m’n beste Frans afscheid. We kunnen door! 

De afdaling van de Wanne is technisch, moeilijk en op sommige stukken doodeng. Het feit dat er nogal wat renners zijn die dalen als een drol maakt het niet makkelijker – alleen is het hier al doodeng, laat staan nu er extra obstakels zijn. Daarnaast zijn er nogal wat bochten waar zand in ligt, wat het ook niet makkelijker maakt. Ik ben blij als ik beneden ben. De volgende dag hoor ik dat verschrikkelijke dingen hebben plaatsgevonden op de flanken van deze reus, iets wat moeilijk te rijmen is met het genot van zo een mooie dag. 

Met één volle fles, een halve banaan en twee bekertjes isostar bij de bevoorrading kan ik er weer even tegenaan. Opnieuw ligt een pareltje van een klim op ons te wachten: de Côte d’Amermont. Op kuitenbijters.com had ik reeds gelezen dat een triple hier geen luxe maar een noodzaak is, en ik schakel alvast terug. We draaien de klim op en ik hoor om me heen alleen maar gepiep van hartslagmeters die over de zeik gaan. En dan beginnen we pas…  

Om me heen zie ik direct meerdere renners die bekeken zijn. Zij zitten te zwaar om nog op tijd terug te kunnen. In plaats van uit te klikken blijven ze het toch proberen, en enkelen van hen eindigen ondersteboven op de kokosnoot. Ik zit vrij goed, en na het eerste steile stuk durf ik zelfs op te schakelen. Eén nanoseconde later scheld ik mezelf uit vanwege deze naïviteit – het tweede steile stuk komt nu dubbel zo hard aan. “Terugschakelen, stil zitten en kop houden, dan gaat het misschien voorbij”denk ik bij mezelf... De bocht draait naar links, waar ik tot mijn grote schrik zie dat we nog verder klimmen. Ik hoor gierende longen en jammerende derailleurs om me heen, en vraag me af of ik blij ben dat ik niet weet waar dit eindigt of juist niet. Nog een bocht naar rechts, dan naar links en plots zie ik renners langs de kant staan en een poging doen hun ingewanden binnen te houden. Dit betekent doorgaans dat we er zijn. Ik werp een blik achterom en zie weinig vreugdevolle taferelen: wat een beul is deze col! Maar ook deze zijn we over, op naar de Rosier

We rijden over vals plat naar beneden, om bij de voet van de Rosier aan te komen. Deze col heb ik meermaals van verschillende kanten beklommen, behalve van deze kant. Het routebord vermeldt 4500 meter klim met een gemiddeld stijgingspercentage van 5,6 procent en een maximum van 12 procent. Gestaag draai ik in een hoog beentempo omhoog. Op de macht rijden durf ik niet, er zijn mij te veel verrassende heuvels hier en ik wil m’n krachten een beetje sparen. Het valt me op hoezeer ik geniet, en hoeveel mensen ik inhaal die dat al lang niet meer doen. Ik zie menigeen met snot uit de snuit en hersenen uit de oren omhoog ploeteren. Doseren blijkt toch een kunst.  

Bovenop de Rosier doe ik het shirt dicht, om aan de mooie lange afdaling richting Stoumont te beginnen. Hier aangekomen voel ik me op “home ice”. Dit gebied heb ik meermaals verkend, en de wegen hier ken ik op mijn duimpje. Ik durf, mede gezien de afstand die we al afgelegd hebben, gas te geven en kom in een mooie trein terecht. Ik besluit even te kijken hoe de benen zijn, wat misschien niet heel verstandig is gezien het feit direct niemand meer overneemt. Nou ja, dan maar even doortrekken tot Remouchamps. Met een gangetje van tegen de 40 kilometer per uur scheuren langs de rivier, tot we de brug boven Remouchamps zien opdoemen. Ik ben blij met de bevoorrading, want door al dat gebluf beginnen m’n benen flink te branden. Snel de bidon vullen, alvorens we via de brug bij de voet van de wellicht meest gevreesde col van vandaag komen: La Redoute. Ik hoor om me heen verontrusting bij de mensen die de col niet kennen. Links en rechts razen er mensen voorbij, denkend dat het vals plat tussen de huizen de col al is. Nog één bocht naar rechts en het begint richting het viaduct serieus omhoog te lopen. Hier zie ik al mensen afstappen – de echte col moet nog beginnen! Ik hoor hartslagmeters piepend aangeven dat er in het rood gegaan wordt. Desondanks blijven de eigenaren van deze computers en harten versnellen. “Ik zie jullie halverwege wel” denk ik bij mezelf.

Na het viaduct draaien we naar rechts, richting de snelweg. Hier vindt al een flinke schifting plaats. Ik leer ter plekke in verschillende talen nieuwe scheldwoorden bij. Educatief dagje! Het lukt me om te blijven zitten, tot het befaamde bordje “La Redoute” bereikt wordt. Hier komen nog meer renners in de problemen. Ik kijk langs de weg omhoog, en vraag in gedachten aan de berg om me te sparen. We zijn immers dikke maatjes en we hebben elkaar in september en april al mogen testen. Toen ging het vrij goed, maar hoe gaat dat vandaag met deze temperaturen en de eerder gedane cols in de benen?

Bij het eerste steile stuk merk ik dat ik nog steeds zit, tot het punt waar we met 21 procent beginnen te stijgen. Hier ga ik staan, en kom ik erachter hoeveel ik nog over heb. Het vlakt af naar 10-11 procent, ik ga weer zitten en schakel op. Het tweede stuk ken ik goed, hier zal ik eens even een poepie laten ruiken. Ik heb niet voor niets deze berg zo vaak getraind. La Redoute is mijn vriendin en dat moet iedereen zien. Ik ga staan en geef gas. Er knalt muziek vanaf de RedBull-stand in m’n oren en ik hoor geschreeuw. Er staat vrij veel publiek: “Allez, Allez”, “Come on!” en oud-Hollandsch “Hup Hup”. Op de weg lees ik “VDB come back” en “Phil Phil Phil Phil”. Ik adem een vlaag rook van een barbecue in, wat me niet bevalt: vegetariërs houden niet van braadworst! Voor een vriendin doet de berg me toch wel veel pijn. Afstappen is echter geen optie – niemand wil uitgelachen worden door een bergflank vol met mensen. “Pijn is tijdelijk” denk ik bij mezelf, en ik beuk door. Voor m’n gevoel komt m’n hart door m’n oren naar buiten. Ik hoop maar dat het zweet is dat langs m’n hoofd en oren naar beneden druppelt, en dat het niet m’n hersenen zijn die vloeibaar zijn geworden. M’n benen staan nu echt in de fik, en m’n hart beukt in m’n borst. Misschien toch iets te enthousiast geweest?  

Plots voel ik niets meer - geen weerstand, niets. Ik kijk verschrikt naar m’n ketting, angstig dat deze er af ligt of gebroken is. Dit is niet het geval. Ik zie renners en publiek aan weerszijden van de weg staan, en de pijn neemt af. Dat kan maar één ding betekenen: ik ben boven! In volle vaart rijd ik door, naar rechts, stukje omlaag en richting Sprimont. Via de Hornay moeten we naar Tilff. Het is hier een slagveld. Plukjes renners, renners alleen, gerochel en geproest, overal gepiep, gehijg en gekraak. Wat de Redoute al niet teweeg kan brengen…  

Via de Hornay rijden we naar Tilff. Ik stempel voor de laatste maal en rijd snel door het centrum richting de laatste col van vandaag: de Boncelles. Hier peddel ik rustig naar boven, geen kracht of fut meer om echt vol te gaan. De boog komt in zicht en ik word wat emotioneel, beseffend dat al het gezeik met m’n knie me vandaag niet heeft gehinderd, die trainingsuren met -8 graden in m’n eentje op de ringdijk zich uitbetalen en ik een stapje dichter bij het uiteindelijke doel ben.  

Bij de finish staat m’n moedertje: “Hoe was je dag jongen?”.  M’n eerste echte schooldag alleen heb ik overleefd. Ik kijk om me heen of m’n broer al thuis is en klaar is om buiten te spelen.