2004. De wereld op zijn kop.
Waar de Ronde van Noord-Holland dit jaar onder ideale
omstandigheden werd verreden, kreeg Luik-Bastenaken-Luik op
14 augustus 2004 te maken met weer dat bij de Ronde van
Noord-Holland hoort: koud, nat en een snoeiharde wind. Op
zoek naar de vrouwen die normaal gesproken verdrinken in het
mannenpeloton.
"Verleden
jaar heb ik nog de Mont Ventoux gedaan", vertelt Isabelle
terloops. "Vanuit Bedoin. In twee uur en een kwartier. Dat
was in dezelfde tijd als mijn man. Hij startte een kwartier
achter me, want hij dacht dat hij me tijdens de klim wel zou
inhalen. Je weet hoe mannen zijn. Maar ik moest boven een
kwartier op hem wachten."
Fietsen lijkt niet echt een vrouwensport. Mannen die de
veertig zijn gepasseerd maken het leeuwendeel van het
peloton uit. Zeker als het gaat om klassiekers. Zo waren de
vrouwen in koersen als de Ronde van Vlaanderen en Parijs -
Roubaix ver in de minderheid, terwijl zich onder de
deelnemers aan het klassiekerweekend zeggen en schrijven één
vrouw bevond. Luik - Bastenaken - Luik lijkt een
uitzondering. Natuurlijk vormt manvolk van middelbare
leeftijd nog steeds de hoofdmoot van de deelnemers, maar de
gemiddelde leeftijd ligt aanzienlijk lager, terwijl ook het
aantal vrouwelijke deelnemers hoger ligt dan bij
vergelijkbare tochten. Organisator Jan Calis schat het
aantal vrouwelijke deelnemers op 350, een schatting die hij
baseert op het percentage van 8 procent onder de
voorinschrijvingen.
Even droog
Vrouwen zijn
er bij de start nog niet te ontdekken. Althans niet vooraan.
De enige vrouwen die ik zie, zijn de vrijwilligers die het
startstempel geven en iemand die de startstempel voor haar
vriend komt halen. Hoeft manlief niet in de rij te staan,
zoals de andere deelnemers.
Het is dan zes uur 's ochtends en heel even droog. Het lijkt
erop dat we dan de ergste regen achter de rug hebben. Het
heeft de hele nacht geregend en Jan Calis meldt door de
megafoon dat het weerbericht gunstig is. "Het ziet er dus
naar uit dat we het grotendeels droog houden", roept hij.
Voor de zekerheid voegt hij er lachend aan toe dat de
garantie tot op de hoek geldt. En dat is maar goed ook, want
we zijn de eerste hoek nog niet om of het begint weer te
regenen.
Ik rij vrij vooraan en speur om me heen naar vrouwen. Ze
zijn in geen velden of wegen te bekennen. Pas na de klim van
de Cote de Kin zie ik de eerste vrouwen. Het zijn echter
geen deelnemers, maar de vrouwen in de volgwagens die op hun
vriend of man wachten. Met een van hen krijg ik ruzie in de
afdaling wanneer ik met een vaart van ruim zeventig
kilometer per uur naar beneden dender en een volgauto voor
me uitermate gevaarlijke manoeuvres maakt.
Bij Lierneux ziet ik fotograaf Frits van Eck en motorrijder
Ruud Rouwhorst schuilen voor de regen. Het is nog te donker
en te nat om foto's te maken, laten ze weten. Plotseling
verschijnen beiden in de klim naar Baraque de Fraiture voor
me. Frits zit achterstevoren op de motor om foto's te maken.
"Heb je nog vrouwen gezien?", roep ik naar hem. "Genoeg",
antwoordt hij, "maar ze zitten verder naar achteren". Het
laatste stuk klim naar Baraque de Fraiture is zwaar. Het
stijgingspercentage van 5 procent is weliswaar
verwaarloosbaar, maar niet de onophoudelijk vallende regen
en de snoeiharde tegenwind.
Eerste vrouw
Na een korte
stop besluit ik door te gaan voor de afstand van 235
kilometer, waar velen kiezen voor de 170 kilometer vanwege
de abominabele weersomstandigheden. Net als ik wegrijd zie
ik de eerste vrouw binnenkomen. Ik rij echter door, want ik
begin het al koud te krijgen. Opnieuw de regen in.
Bij de controle in Bastogne op 104 kilometer wring ik mijn
sokken uit. Waarom eigenlijk? Binnen tien minuten zijn ze
weer zeiknat. De enige meevaller is een parcourswijziging
vlak na de controle waardoor we korter over drukke wegen
rijden en - nog belangrijker - het ellendige
lekke-bandenstraatje missen. Dat is een asfaltweg met zo
veel kuilen en gaten dat een kasseienstrook comfortabeler
rijdt.
De regen blijft vallen en nog steeds zijn er geen vrouwen te
zien. Mijn moraal daalt naar een dieptepunt, zeker als ook
mijn fietscomputer het vele water niet meer aankan. Ik
probeer het apparaat droog te krijgen, maar heb geen droge
draad meer aan mijn lijf. "Wat doe ik hier? Waarom ben ik
niet lekker thuisgebleven? Dan had ik ontbijt op bed
gekregen", zo denk ik. "Dit is gekkenwerk", roept iemand die
me passeert. Ik kan het alleen maar beamen.
Na tien minuten prutsen doet die klotecomputer het weer. En
dan breekt als een wonder het wolkendek open en niet veel
later schijnt de zon. En het wordt nog mooier. Op de klim
naar de Wanne op 160 kilometer kom ik de tweede vrouw tegen,
waarschijnlijk iemand die een van de kortere afstanden
rijdt. Het probleem is alleen dat een klim van gemiddeld 10
procent zich niet leent voor een diepte-interview. "Gaat
het?", roep ik, terwijl ik haar voorbij rijd. Ze kijkt me
even aan met een blik van "wie mag dat wel wezen" en
gebruikt vervolgens al haar energie om fietsend boven te
komen. Ik krijg geen antwoord. Nog geen honderd meter later
wordt ik gepasseerd door de derde vrouw die ik tegenkom. Ze
rijdt soepel omhoog op een blauwe Pinarello. Mooie fiets.
"Gaat het?", roep ik. "Ja, hoor", antwoordt ze om vervolgens
uit het zicht te verdwijnen.
Gaat wel
Boven op de
Wanne heerst de gebruikelijke drukte. Ik krijg een stempel
van Tom Zuijdervliet en ontwaar daar eveneens stempelaar
Arjan Tersteeg. Hij had de avond daarvoor twee vrouwen van
in de twintig ervan overtuigd dat ze net zo goed de 235
kilometer konden rijden als de 170 kilometer waarvoor ze
zich hadden opgegeven. Hij was ze op de Wanne nog niet
tegengekomen, zodat hij niet kon vertellen of ze zijn advies
- ondanks de overvloedige regenval - hadden opgevolgd. Hij
had de vrouwelijke deelnemers wel gevraagd wat ze van de
tocht vonden. "Maar daar schiet je niet zo veel mee op",
zegt Arjan. Veel verder als "Gaat wel" komen ze niet.
In de afdaling van de Wanne krijg ik opnieuw ruzie met een
volgwagen. Ditmaal bestuurd door een man. Het zwarte busje
haalt me eerst in om vervolgens langzaam voor me te blijven
rijden. Pas in Stavelot raak ik het busje kwijt.
Drie kilometer later zie ik de volgende vrouwen. Ze staan
geparkeerd op het steilste stuk (21 procent) van de Cote
d'Amermont. Ook al geen plaats om een lekker gesprek te
houden. Le Rosier met zijn gemiddelde stijgingspercentage
van 5 procent is daarvoor een stuk geschikter. Inmiddels kom
ik steeds meer vrouwen tegen. Navraag leert dat ze allemaal
de kortere afstanden rijden. Zoals Yvonne die de 170
kilometer rijdt. "Dat is genoeg", zegt ze. "Ik ben niet zo
prestatief ingesteld. Het gaat mij er vooral om eens een
mooie tocht te rijden." "En het liefst een droge", voegt ze
er lachend aan toe, want inmiddels regent het weer. Hoe
vindt ze het als vrouw mee te doen aan een sport die door
mannen wordt gedomineerd? "Hoezo?", vraagt ze. "Er doen toch
genoeg vrouwen mee." Ze besluit boven op Le Rosier even te
stoppen.
La Vecquee
Ik rijd
direct door. Linksom ditmaal en niet rechtsom omdat Jan
Calis een tweede belangrijke wijzigingen in het parcours
heeft doorgevoerd. Hij heeft de Cote du Maquisard uit het
parcours gehaald en ingewisseld voor La Vecquee. "Een
logische wijziging", zegt Jan Calis later als ik terug ben
in Luik. "De profs rijden al jaren de Maquisard niet meer en
wel La Vecquee." Het betekent wel een verzwaring van de
tocht, want de Maquisard klom 5,1 procent over 3000 meter,
terwijl La Vecquee 5,3 procent over 6100 meter klimt. De
helling ligt me echter goed en ik klim in een redelijk tempo
naar boven. Daar ontmoet ik Sanne. Ze rijdt de 130 kilometer
en is blij dat ze boven is. Het is de eerste keer dat ze een
klassieker rijdt, maar zeker niet de laatste. "Het is gewoon
leuk om hier te rijden." Geen mannenwereld? "Ja. Als je
kijkt naar wie om je heen rijdt wel. Natuurlijk zijn er wel
van die onbehouden beren bij die hard 'opzij, opzij' roepen
en doordenderen, maar dat is een minderheid. En het maakt
ook niet uit. Man of vrouw, we moeten allemaal dezelfde
bergen op en dat schept een band. Dan maakt het niet uit of
je man of vrouw bent."
Slecht-weerrijder
In de
afdaling naar La Reid houdt het op met regenen en begint het
te hozen. Zo erg dat ik besluit te schuilen. Ik haal snel
mijn stempel en rijd door naar Remouchamps voor de
apotheose: de Cote de la Redoute die ik voor het eerst in de
regen mag beklimmen. Het gaat me beter af dan anders. Ik zal
toch geen slecht-weerrijder zijn. Ik krijg een stempel van
columnist Age Bootsma en vlucht vervolgens voor een nieuw
hoosbui onder de bomen. Daar zie ik dat man en vrouw niet
voor iedereen gelijk zijn. Vrouwen die fietsend de Redoute
halen worden aanmerkelijk luider toegejuicht dan de mannen
die hetzelfde presteren. “Gehaald”, verzucht Rianne terwijl
ze over het stuur van haar Colnago hangt. Zijn vrouwen dan
toch prestatief ingesteld? “Je rijdt toch niet dat hele stuk
om vervolgens de Redoute op te lopen”, zegt ze een beetje
geagiteerd. Ze rijdt de 235 kilometer en heeft het een
beetje gehad, vertelt ze. Ik stel haar gerust en zeg dat het
- op een verwaarloosbaar klimmetje bij Louveigne na - één
grote afdaling naar Luik is. Het blijkt niet waar te zijn,
want Jan Calis heeft na Sprimont het parcours op een derde
punt ingrijpend gewijzigd. We rijden niet meer via een
drukke weg naar Louveigne, maar via een rustige weg naar
Sendrogne. Het klimmetje blijft echter verwaarloosbaar en in
vliegende vaart rijden we vervolgens Luik binnen. Nog binnen
de 9 uur en 30 minuten bereik ik de finish.
Varkens
“Gaat het?”,
vraagt Jan Calis als ik mijn eindstempel haal. “Mooie
tocht”, antwoord ik, “maar wel zwaar met die regen.” Ik
complimenteer hem met de parcourswijzigingen, maar merk al
snel dat Calis zelf minder tevreden is over het verloop van
de tocht. Hij begint echter positief. “Heb je al gehoord
hoeveel mensen er meerijden? 3800. Van wie 1800 de lange
afstand. Dat is een record. En dat met dit weer.” Minder te
spreken is hij over het gedrag van een deel van de
deelnemers. “Varkens zijn het”, zegt hij. “Ze gooien alles
wat los en vast zit achter zich neer en maken er een grote
smeerboel van. En het lijkt wel elk jaar erger te worden.
Dat kan misschien bij de controleposten, want daar ruimen
wij het op. Maar ze gooien het echt overal neer. Je kunt de
wikkel van je reep of de verpakking van je gel toch bij je
steken en bij een controlepost in een vuilniszak gooien.” Ik
kan het alleen maar beamen.
“Heb je gezien wat er bovenop La Rosier is gebeurd?” Ik moet
het ontkennen. Ik had daarboven wel een grote groep mensen
zien staan die bijkwam van de klim, maar ik was zelf direct
doorgereden. “Ze hebben er zo'n bende van gemaakt dat de
politie bij ons langs is geweest. Straks kunnen we deze
tocht niet meer organiseren omdat een paar van die
smeerkezen er zo'n bende van maken.”
Dat moeten mannen zijn geweest, denk ik. Vrouwen doen zoiets
niet. |