wielerklassieker verslag
Luik-Bastenaken-Luik , 235 kilometer |  Martin Gerritsen |
Verdronken vrouwen |  publ. 18 dec 2005  |
 

2004. De wereld op zijn kop. Waar de Ronde van Noord-Holland dit jaar onder ideale omstandigheden werd verreden, kreeg Luik-Bastenaken-Luik op 14 augustus 2004 te maken met weer dat bij de Ronde van Noord-Holland hoort: koud, nat en een snoeiharde wind. Op zoek naar de vrouwen die normaal gesproken verdrinken in het mannenpeloton.

"Verleden jaar heb ik nog de Mont Ventoux gedaan", vertelt Isabelle terloops. "Vanuit Bedoin. In twee uur en een kwartier. Dat was in dezelfde tijd als mijn man. Hij startte een kwartier achter me, want hij dacht dat hij me tijdens de klim wel zou inhalen. Je weet hoe mannen zijn. Maar ik moest boven een kwartier op hem wachten."

Fietsen lijkt niet echt een vrouwensport. Mannen die de veertig zijn gepasseerd maken het leeuwendeel van het peloton uit. Zeker als het gaat om klassiekers. Zo waren de vrouwen in koersen als de Ronde van Vlaanderen en Parijs - Roubaix ver in de minderheid, terwijl zich onder de deelnemers aan het klassiekerweekend zeggen en schrijven één vrouw bevond. Luik - Bastenaken - Luik lijkt een uitzondering. Natuurlijk vormt manvolk van middelbare leeftijd nog steeds de hoofdmoot van de deelnemers, maar de gemiddelde leeftijd ligt aanzienlijk lager, terwijl ook het aantal vrouwelijke deelnemers hoger ligt dan bij vergelijkbare tochten. Organisator Jan Calis schat het aantal vrouwelijke deelnemers op 350, een schatting die hij baseert op het percentage van 8 procent onder de voorinschrijvingen.

Even droog

Vrouwen zijn er bij de start nog niet te ontdekken. Althans niet vooraan. De enige vrouwen die ik zie, zijn de vrijwilligers die het startstempel geven en iemand die de startstempel voor haar vriend komt halen. Hoeft manlief niet in de rij te staan, zoals de andere deelnemers.

Het is dan zes uur 's ochtends en heel even droog. Het lijkt erop dat we dan de ergste regen achter de rug hebben. Het heeft de hele nacht geregend en Jan Calis meldt door de megafoon dat het weerbericht gunstig is. "Het ziet er dus naar uit dat we het grotendeels droog houden", roept hij. Voor de zekerheid voegt hij er lachend aan toe dat de garantie tot op de hoek geldt. En dat is maar goed ook, want we zijn de eerste hoek nog niet om of het begint weer te regenen.

Ik rij vrij vooraan en speur om me heen naar vrouwen. Ze zijn in geen velden of wegen te bekennen. Pas na de klim van de Cote de Kin zie ik de eerste vrouwen. Het zijn echter geen deelnemers, maar de vrouwen in de volgwagens die op hun vriend of man wachten. Met een van hen krijg ik ruzie in de afdaling wanneer ik met een vaart van ruim zeventig kilometer per uur naar beneden dender en een volgauto voor me uitermate gevaarlijke manoeuvres maakt.
Bij Lierneux ziet ik fotograaf Frits van Eck en motorrijder Ruud Rouwhorst schuilen voor de regen. Het is nog te donker en te nat om foto's te maken, laten ze weten. Plotseling verschijnen beiden in de klim naar Baraque de Fraiture voor me. Frits zit achterstevoren op de motor om foto's te maken. "Heb je nog vrouwen gezien?", roep ik naar hem. "Genoeg", antwoordt hij, "maar ze zitten verder naar achteren". Het laatste stuk klim naar Baraque de Fraiture is zwaar. Het stijgingspercentage van 5 procent is weliswaar verwaarloosbaar, maar niet de onophoudelijk vallende regen en de snoeiharde tegenwind.

Eerste vrouw

Na een korte stop besluit ik door te gaan voor de afstand van 235 kilometer, waar velen kiezen voor de 170 kilometer vanwege de abominabele weersomstandigheden. Net als ik wegrijd zie ik de eerste vrouw binnenkomen. Ik rij echter door, want ik begin het al koud te krijgen. Opnieuw de regen in.

Bij de controle in Bastogne op 104 kilometer wring ik mijn sokken uit. Waarom eigenlijk? Binnen tien minuten zijn ze weer zeiknat. De enige meevaller is een parcourswijziging vlak na de controle waardoor we korter over drukke wegen rijden en - nog belangrijker - het ellendige lekke-bandenstraatje missen. Dat is een asfaltweg met zo veel kuilen en gaten dat een kasseienstrook comfortabeler rijdt.

De regen blijft vallen en nog steeds zijn er geen vrouwen te zien. Mijn moraal daalt naar een dieptepunt, zeker als ook mijn fietscomputer het vele water niet meer aankan. Ik probeer het apparaat droog te krijgen, maar heb geen droge draad meer aan mijn lijf. "Wat doe ik hier? Waarom ben ik niet lekker thuisgebleven? Dan had ik ontbijt op bed gekregen", zo denk ik. "Dit is gekkenwerk", roept iemand die me passeert. Ik kan het alleen maar beamen.
Na tien minuten prutsen doet die klotecomputer het weer. En dan breekt als een wonder het wolkendek open en niet veel later schijnt de zon. En het wordt nog mooier. Op de klim naar de Wanne op 160 kilometer kom ik de tweede vrouw tegen, waarschijnlijk iemand die een van de kortere afstanden rijdt. Het probleem is alleen dat een klim van gemiddeld 10 procent zich niet leent voor een diepte-interview. "Gaat het?", roep ik, terwijl ik haar voorbij rijd. Ze kijkt me even aan met een blik van "wie mag dat wel wezen" en gebruikt vervolgens al haar energie om fietsend boven te komen. Ik krijg geen antwoord. Nog geen honderd meter later wordt ik gepasseerd door de derde vrouw die ik tegenkom. Ze rijdt soepel omhoog op een blauwe Pinarello. Mooie fiets. "Gaat het?", roep ik. "Ja, hoor", antwoordt ze om vervolgens uit het zicht te verdwijnen.
 

Gaat wel

Boven op de Wanne heerst de gebruikelijke drukte. Ik krijg een stempel van Tom Zuijdervliet en ontwaar daar eveneens stempelaar Arjan Tersteeg. Hij had de avond daarvoor twee vrouwen van in de twintig ervan overtuigd dat ze net zo goed de 235 kilometer konden rijden als de 170 kilometer waarvoor ze zich hadden opgegeven. Hij was ze op de Wanne nog niet tegengekomen, zodat hij niet kon vertellen of ze zijn advies - ondanks de overvloedige regenval - hadden opgevolgd. Hij had de vrouwelijke deelnemers wel gevraagd wat ze van de tocht vonden. "Maar daar schiet je niet zo veel mee op", zegt Arjan. Veel verder als "Gaat wel" komen ze niet.

In de afdaling van de Wanne krijg ik opnieuw ruzie met een volgwagen. Ditmaal bestuurd door een man. Het zwarte busje haalt me eerst in om vervolgens langzaam voor me te blijven rijden. Pas in Stavelot raak ik het busje kwijt.

Drie kilometer later zie ik de volgende vrouwen. Ze staan geparkeerd op het steilste stuk (21 procent) van de Cote d'Amermont. Ook al geen plaats om een lekker gesprek te houden. Le Rosier met zijn gemiddelde stijgingspercentage van 5 procent is daarvoor een stuk geschikter. Inmiddels kom ik steeds meer vrouwen tegen. Navraag leert dat ze allemaal de kortere afstanden rijden. Zoals Yvonne die de 170 kilometer rijdt. "Dat is genoeg", zegt ze. "Ik ben niet zo prestatief ingesteld. Het gaat mij er vooral om eens een mooie tocht te rijden." "En het liefst een droge", voegt ze er lachend aan toe, want inmiddels regent het weer. Hoe vindt ze het als vrouw mee te doen aan een sport die door mannen wordt gedomineerd? "Hoezo?", vraagt ze. "Er doen toch genoeg vrouwen mee." Ze besluit boven op Le Rosier even te stoppen.

La Vecquee

Ik rijd direct door. Linksom ditmaal en niet rechtsom omdat Jan Calis een tweede belangrijke wijzigingen in het parcours heeft doorgevoerd. Hij heeft de Cote du Maquisard uit het parcours gehaald en ingewisseld voor La Vecquee. "Een logische wijziging", zegt Jan Calis later als ik terug ben in Luik. "De profs rijden al jaren de Maquisard niet meer en wel La Vecquee." Het betekent wel een verzwaring van de tocht, want de Maquisard klom 5,1 procent over 3000 meter, terwijl La Vecquee 5,3 procent over 6100 meter klimt. De helling ligt me echter goed en ik klim in een redelijk tempo naar boven. Daar ontmoet ik Sanne. Ze rijdt de 130 kilometer en is blij dat ze boven is. Het is de eerste keer dat ze een klassieker rijdt, maar zeker niet de laatste. "Het is gewoon leuk om hier te rijden." Geen mannenwereld? "Ja. Als je kijkt naar wie om je heen rijdt wel. Natuurlijk zijn er wel van die onbehouden beren bij die hard 'opzij, opzij' roepen en doordenderen, maar dat is een minderheid. En het maakt ook niet uit. Man of vrouw, we moeten allemaal dezelfde bergen op en dat schept een band. Dan maakt het niet uit of je man of vrouw bent."

Slecht-weerrijder

In de afdaling naar La Reid houdt het op met regenen en begint het te hozen. Zo erg dat ik besluit te schuilen. Ik haal snel mijn stempel en rijd door naar Remouchamps voor de apotheose: de Cote de la Redoute die ik voor het eerst in de regen mag beklimmen. Het gaat me beter af dan anders. Ik zal toch geen slecht-weerrijder zijn. Ik krijg een stempel van columnist Age Bootsma en vlucht vervolgens voor een nieuw hoosbui onder de bomen. Daar zie ik dat man en vrouw niet voor iedereen gelijk zijn. Vrouwen die fietsend de Redoute halen worden aanmerkelijk luider toegejuicht dan de mannen die hetzelfde presteren. “Gehaald”, verzucht Rianne terwijl ze over het stuur van haar Colnago hangt. Zijn vrouwen dan toch prestatief ingesteld? “Je rijdt toch niet dat hele stuk om vervolgens de Redoute op te lopen”, zegt ze een beetje geagiteerd. Ze rijdt de 235 kilometer en heeft het een beetje gehad, vertelt ze. Ik stel haar gerust en zeg dat het - op een verwaarloosbaar klimmetje bij Louveigne na - één grote afdaling naar Luik is. Het blijkt niet waar te zijn, want Jan Calis heeft na Sprimont het parcours op een derde punt ingrijpend gewijzigd. We rijden niet meer via een drukke weg naar Louveigne, maar via een rustige weg naar Sendrogne. Het klimmetje blijft echter verwaarloosbaar en in vliegende vaart rijden we vervolgens Luik binnen. Nog binnen de 9 uur en 30 minuten bereik ik de finish.
 

Varkens

“Gaat het?”, vraagt Jan Calis als ik mijn eindstempel haal. “Mooie tocht”, antwoord ik, “maar wel zwaar met die regen.” Ik complimenteer hem met de parcourswijzigingen, maar merk al snel dat Calis zelf minder tevreden is over het verloop van de tocht. Hij begint echter positief. “Heb je al gehoord hoeveel mensen er meerijden? 3800. Van wie 1800 de lange afstand. Dat is een record. En dat met dit weer.” Minder te spreken is hij over het gedrag van een deel van de deelnemers. “Varkens zijn het”, zegt hij. “Ze gooien alles wat los en vast zit achter zich neer en maken er een grote smeerboel van. En het lijkt wel elk jaar erger te worden. Dat kan misschien bij de controleposten, want daar ruimen wij het op. Maar ze gooien het echt overal neer. Je kunt de wikkel van je reep of de verpakking van je gel toch bij je steken en bij een controlepost in een vuilniszak gooien.” Ik kan het alleen maar beamen.

“Heb je gezien wat er bovenop La Rosier is gebeurd?” Ik moet het ontkennen. Ik had daarboven wel een grote groep mensen zien staan die bijkwam van de klim, maar ik was zelf direct doorgereden. “Ze hebben er zo'n bende van gemaakt dat de politie bij ons langs is geweest. Straks kunnen we deze tocht niet meer organiseren omdat een paar van die smeerkezen er zo'n bende van maken.”

Dat moeten mannen zijn geweest, denk ik. Vrouwen doen zoiets niet.